Wim Hoekert

Wim Hoekert was vijf jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hij werd op 26 november 1935 geboren aan de Bloemstraat. Zijn ouders waren Hendrik Hoekert (1902-1971) en Gerrigje van Norel (1907-1979). Wim was de tweede in het gezin. Zijn oudere broer Egbert Jacob (Egbert) werd op 18 december 1932 geboren. Na twee zoons werden er in het gezin Hoekert nog twee dochters geboren: Johanna Jacoba (Joke) (30 maart 1945) en Jacoba (Jody) (23 november 1950). Ondanks zijn jeugdige leeftijd wist Wim Hoekert nog tamelijk veel herinneringen op te halen aan de oorlogsjaren. Die tijd heeft veel indruk op hem gemaakt:

    
”Ik ben geboren in 1935 in Elburg in de binnenstad. Buiten de stad was een kleine nieuwbouw, het zogenaamde Rode Dorp aan de Nunspeterweg. Elburg lag aan het IJsselmeer, de voormalige Zuiderzee. Een aantal Elburgers viste op het meer, dat nog altijd werd aangeduid met de zee. Verder waren er een aantal tuinders, die groenten verbouwden op grond buiten de stad en een aantal boeren, veehouders. In de binnenstad waren een aantal boerderijen gevestigd, waarvan de koeien en paarden ’s winters binnen stonden. Er was een gemeenschappelijke weide ten noorden van de stad, De Mheen, en ook ten zuidwesten, Het Goor. Boeren mochten hun vee daar laten weiden, maar de dieren moesten wel worden voorzien van een brandmerk. Dat merk werd ingebrand bij de smid, Jan Sterken, bijgenaamd Jan Bal, in de Bloemstraat. Al die koeien veroorzaakten dan in de straat een enorme smeertroep, die na afloop door de gemeentearbeiders, de zogenaamde de stadsjantjes, moest worden opgeruimd. Er was in Elburg geen waterleiding en ook geen riolering. Al het afvalwater liep in goten langs de huizen en verdween in de stadsbeek en in de gracht. De gemeente had op diverse plekken in de stad pompen geslagen, waar de mensen het benodigde water konden halen.

In onze buurt waren vijf stadsboerderijen. In de Bloemstraat was een kruidenierswinkeltje van Aort Zwep en ook een winkeltje van Leentje Duumdrup, Leentje Goosensen. Er waren twee tabakswinkels: Barend van de Poppe en Dina Sterken, een zuster van de smid. Verder verkocht Dientje van Bart Zoet melk van de eigen boerderij. Er was een bakker, Jan Westerink ofwel Jan de Bakker en op de hoek bij de Beekstraat een slager, Cohen. Er waren in die tijd elf bakkers en negen slagers gevestigd in de stad. Het Feithenhof werd bewoond door een aantal bejaarden en in het oude vervallen Sint-Agnietenklooster was nog een schilderswerkplaats en een fietsenmaker. Ook hielden daar het mannenkoor OBK en een gemengd koor De Lofstem er repetities, alsmede de muziekvereniging Concordia. Aan het begin van de Bloemstraat en naast de Bas Backerlaan stond de groenteveiling, waar driemaal in de week de tuinders hun producten te koop konden aanbieden en waar groentehandelaren dan kochten. Naast de veiling aan de Zuiderwalstraat en Westerwalstraat stond de gasfabriek, twee gashouders en een fabrieksgebouw. Daar stond ook de woning van de directeur, Van de Wetering (Bruuntjen).

     
Beperkte voorzieningen
Onze speelplaats was de straat, de stadswal en de omliggende weilanden. Verkeer was er bijna niet, Elburg telde drie personenauto’s: de huisarts, de notaris en een naaimachinehandelaar Stephan waren zo gezegend. Verder de wagens en karren van de tuinders en de hooiwagens van de boerderijen. Waterleiding en riolering kwamen pas in 1950. Daarvoor moesten de inwoners hun wc-emmers tweemaal per week buiten zetten waarna Klaas ten Have (Schele Klaas) de inhoud in een speciale kar kieperde en de lege emmers terugzette voor een volgend gebruik. Vooral bij warm weer was dit een vies en stinkend werk, terwijl ’s winters de inhoud nog wel eens kon bevriezen.

Begin van de oorlog
De Tweede Wereldoorlog begon in ons land op 10 mei 1940. Op een morgen werden wij, mijn broer en ik, gewekt door mijn moeder, die ons vertelde dat de IJsselbrug bij Zwolle was opgeblazen en in stukken in het water lag en dat er dus niemand meer over kon. Dat vonden we een ontstellende ramp omdat we dus niet meer met de bus konden reizen, want eenmaal per jaar gingen we een dag naar Zwolle. Maar een pont, bij Katerveer, bracht uitkomst. De bus kon op de pont naar de overkant. Ik heb de stukken van de brug in het water zien liggen. De bedoeling was om de opmars van Duitse troepen te hinderen, maar dat is niet gelukt. Er verschenen steeds meer Duitse soldaten in onze straten. Ze namen hun intrek in de burgemeesterswoning (nu restaurant De Haas), in een woning aan het Bagijnendijkje en in een paviljoen op het zonnebad, gelegen aan het IJsselmeer. Er reden af en toe grote tanks door de straten en er waren amfibievoertuigen die tot onze grote verbazing door de grachten konden varen en vervolgens weer op het land reden. Als de soldaten marcheerden, zongen ze Duitse liedjes en dat klonk heel mooi.

NSB-ers
Er waren heel veel mensen die een hekel aan die Duitsers hadden, maar sommigen heulden met de vijand zoals NSB-ers en lieden die zich hadden aangesloten bij de SS, Schutz Staffel. Deze SS-ers waren buitengewoon fanatiek en deden alles wat ze konden om de mensen het leven moeilijk te maken. Op een avond kwamen er SS-ers uit een andere plek naar Elburg om een propaganda-avond te houden op de Vischmarkt. Daar waren de Elburgers niet van gediend. Het liep uit op een massale vechtpartij waarbij veel vissers zich niet onbetuigd lieten. De eigenaar van het Olde Huus, De Gunst, zette een bos bezemstelen op de stoep voor zijn winkel. Die waren binnen de kortste tijd in gebruik als wapen tegen de vijand!

Schaarste
Naarmate de tijd verder ging, ontstond er schaarste aan levensmiddelen en andere zaken. Er kwam een distributiesysteem, iedereen kreeg een aantal bonnen waarmee in winkels wat kon worden gekocht. Zonder bonnen kon dat niet. Er waren echter mensen ondergedoken voor de vijand. Zij stonden nergens ingeschreven en hadden niet de beschikking over voedselbonnen. Een aantal ondergrondse verzetsstrijders organiseerde toen een overval op het distributiekantoor aan de Beekstraat in Elburg. Zij overvielen het kantoor en roofden een grote voorraad bonnen. Zij hadden medewerking van mensen van het kantoor, die de kluis op het juiste moment wagenwijd open zetten. De onderduikers konden weer een tijdje vooruit. Er was een tekort aan benzine en diesel, waardoor de auto’s en ook de VAD-bussen niet meer konden rijden. De personenauto’s kregen toen een soort ballon op het dak en konden die bij de gasfabriek met gas vullen. Als de ballon in elkaar zakte, moest er weer gevuld worden. De bussen en vrachtauto’s hadden een generator op een aanhangwagentje, eerst gestookt met kolen of cokes en later met hout.


Joodse Elburgers
Er woonden in die tijd in ons land zo’n 120.000 Joden. De Duitsers wilden alle Joden uitroeien. Dat gebeurde met massale slachtpartijen in Polen en Oekraïne en later in vernietigingskampen. In Elburg woonden ook Joden die, op een enkele na, zijn vermoord. Bij ons in de straat woonden de gebroeders Beem: Zeeg, de kostwinner, Sem, die altijd ziek was en op een rotan bed in de kamer lag en David, die verstandelijk in ontwikkeling was achter gebleven en elke dag de straat op en neer liep, handenwrijvend en een liedje neuriënd. Op een dag reed de auto van wasserij Het Vertrouwen (!!) voor bij de gebroeders en agenten van politie verzochten de broers in te stappen omdat ze ergens heen moesten. Sem werd in de auto gedragen, een bestelbus, Zeeg stapte in, maar David weigerde en liep weg. De agenten namen hem mee terug en Zeeg zei: David, we gaan een eindje rijden, we komen zo weer terug.  

David gaf zich uiteindelijk gewonnen en klom ook in de auto. Het rolluik werd gesloten, de auto reed weg en we hebben deze mensen nooit weer gezien. Toen ik eens een bezoek bracht aan Westerbork las ik hun namen in een gedenkboek en daar stond vermeld dat zij waren afgevoerd naar Sobibor. Ook de familie Förster uit de Jufferenstraat werd zo weggevoerd. Meneer Förster had een speelgoedwinkel, waar ik ooit eens op mijn verjaardag van mijn opa een autootje mocht uitzoeken. Op de hoek van de Bloemstraat en de Beekstraat was de joodse slagerij van Cohen. Joop Cohen wist het leven te redden door onder te duiken in de Westerwalstraat, vijftig meter van zijn eigen huis. Aan de overkant van de Beekstraat woonden de gezusters De Lange, die een textielwinkel hadden en ook waren ondergedoken, maar dan in Amsterdam! Zij brachten de winkelvoorraad onder bij enkele Elburgers. Ook wij hadden thuis op de zolder enkele kisten met goederen. Toen ze na de oorlog terugkeerden, hadden ze een hele lijst met daarop vermeld de spullen die ze hadden ondergebracht. Alles werd geteld en in orde bevonden.

Bommenwerpers
Intussen woedde de oorlog. De Engelsen vlogen ’s nachts met bommenwerpers naar Duitsland. Overdag vlogen Amerikanen. De bommenwerpers werden begeleid door jachtvliegtuigen. Het waren er, vrijwel elke dag, honderden die boven steden in Duitsland hun bommen lieten vallen. De ellende daarvan drong niet tot ons door. Ik heb al die vliegtuigen met grote interesse zien overkomen. Er stond afweergeschut bij Katerveer en op de legerplaats bij Oldebroek. Het raakte soms een bommenwerper, die dan met een angstig makend geluid neerstortte. Dat gebeurde ook ’s nachts. De Duitsers zochten de hemel af met zoeklichten en als er een vliegtuig in het licht werd gevangen was er geen ontkomen meer aan. Als we op bed lagen en een neerstortende bommenwerper hoorden, baden we of die toch niet op ons huis terecht zou komen. Overdag namen jachtvliegtuigen alle auto’s die er nog reden onder vuur. We gingen kijken vanaf de wal en zagen ook de aanvallen en beschietingen op de treinen. Langs de Zuiderzeestraatweg waren mansgaten gegraven waar je in kon springen als de beschietingen begonnen. Toen ik op een middag bij mijn opa in de Stoopschaar was, kwam er een jachtvliegtuig erg laag over en begon direct te schieten. Het vliegtuig keerde terug en begon weer te schieten. Toen het verdwenen was, werd duidelijk dat het doelwit een boer was van de Hoge Enk, die met paard en wagen naar huis reed. Hij werd gedood. Ook de paarden. Volkomen zinloos.

Schooltijd
Soms waren er luchtgevechten tussen Duitse en geallieerde jachtvliegtuigen. Ze beschoten elkaar. Het gevaar bestond natuurlijk dat er eens een vliegtuig zou neerstorten. En als dat op de school terecht kwam? Daarom was er een reddingsplan: we zaten in schoolbankjes met z’n tweeën en moesten bij dreigend gevaar onder de bankjes gaan zitten om zo toch beschermd te zijn tegen vallend glas of steen.  De leerlingen die in lokalen op de eerste verdieping zaten, moesten naar beneden en in de gang gaan zitten. We werden gewaarschuwd door een fluitsignaal, gegeven door een onderwijzer. Ook was er regelmatig luizencontrole. De wijkverpleegster kamde ons haar en de eventueel aanwezige luizen werden gedood. Ook kregen we af en toe een vitamine-C tabletje om op te zuigen. Dat vond iedereen heerlijk. Op een zeker moment werd de school door de Duitsers gevorderd, omdat er soldaten moesten worden ingekwartierd. Alle leerlingen moesten naar huis. Dat was voor ons een heerlijke tijd: niet naar school en elke dag buiten.


Oorlogsomstandigheden
De oorlog ging niet zonder meer aan ons voorbij. De vader van een klasgenoot, Dick Engeltjes, werd bij een luchtaanval op het station in Nunspeet dodelijk getroffen. Ook de vader van Lena Spek werd door de Duitsers meegenomen naar Duitsland en is niet meer terug gekomen. Als we thuis ’s avonds een lamp aan wilden doen, moesten eerst alle ramen worden verduisterd. Er mocht geen enkel sprankje licht naar buiten stralen, alles moest volkomen duister zijn. Ook de gaslantaarns buiten mochten niet branden. Vooral ’s winters was het dan heel erg donker. Er zijn nog mensen in de stadsbeek gelopen, sommigen met nare gevolgen. De gemeente besloot toen om door middel van draad tussen de lindebomen te voorkomen dat mensen nog vaker in de beek zouden vallen. Maar doordat alles buiten zo donker was, zagen we ontelbaar veel sterren aan een heldere hemel. Zoveel heb ik later niet meer gezien vanwege een teveel aan licht op aarde! Toen er geen elektriciteit meer werd geleverd, moesten wij ons binnen behelpen met een olielampje.

De olie kregen we af en toe van een visser, die voor zijn scheepsmotor olie kon aankopen. Er verschenen, vanwege papierschaarste, geen kranten meer. Een enkeling had een radio, waarmee stiekem naar Radio Oranje kon worden geluisterd. Die verzorgde uitzendingen vanuit Engeland. Zo werden we schaars op de hoogte gehouden van het verloop van de oorlog. Af en toe kregen we een ondergronds stenciltje met wat nieuws. De Duitsers namen onze fietsen in beslag. Sommige mensen hadden hun fietswielen voorzien van  houten hoepels, omdat er geen fietsbanden te koop waren. Die houten wielen wilden de Duitsers niet! Ook werden met enige regelmaat razzia’s gehouden: de Duitsers namen iedere man of jongen die werken kon mee om in Duitsland in de oorlogsindustrie te werken. Zij hadden een tekort aan arbeiders omdat hun eigen mannen onder de wapens waren! Maar ook gebeurde het dat een voornemen voor een razzia uitlekte en iedere potentiële kandidaat onderdook.

Voedselschaarste
Er heerste na enige tijd een voedselschaarste. Vooral in de stedelijke gebieden werd honger geleden. De winter van 1944-1945 werd zelfs de Hongerwinter genoemd. Op het platteland tussen boeren en tuinders was nog altijd wel een gelegenheid om aan voedsel te komen. Maar vanuit het Westen van Nederland kwamen de mensen massaal naar de buitengebieden om eten te halen. Zij kwamen met wagentjes en karren en vroegen bij elke boerderij om eten zoals aardappelen, tarwe, rogge, groenten en dergelijke. In Elburg konden de mensen overnachten in de oude ambachtsschool aan de Beekstraat, de wagens en dergelijke moesten worden gestald bij de gasfabriek. Die hongertochten waren gevaarlijk vanwege de beschietingen, die door vliegtuigen werden uitgevoerd op bijna alles wat zich op de wegen bevond. Gaandeweg werden ook in Elburg artikelen schaars. De bakkers bakten zogenaamd oorlogsbrood, donker van kleur en niet zo lekker. Mijn grootvader leverde vanaf zijn boerderij rogge en tarwe aan bakker Wittenberg in Elburg. Daar konden wij tegen een gereduceerde prijs roggebrood kopen.

Bij een inval in de boerderij van opa door de Duitsers namen ze vlees, worst, rogge en tarwe in beslag. Twee ooms van mij moesten die zaken afleveren bij de bezetters in de burgemeesterswoning aan de Jufferenstraat. Er lag een dikke laag sneeuw, zij laadden de spullen op een ladder en trokken die als een slede naar het onderkomen van de Wehrmacht. Op de boerderij van mijn opa en opoe kwamen veel hongertrekkers langs. Ze kregen altijd wat mee van opoe. Ook aten er wel eens mensen mee aan tafel. Soms sliepen er mensen. Tijdens de Hongerwinter kwam ook een 7-tal dames uit Rotterdam op de boerderij in de Stoopschaar. Zij waren onderwijzeressen, naar ik meen aan een kleuterschool. De dames bleven dan wel enkele dagen tot langer dan een week. Ze kwamen vaker terug. Ook na de oorlog is het contact nog een tijd gebleven.


Onderduikers op de boerderij
Op de boerderij in de Stoopschaar verbleven soms onderduikers. De burgemeester van Nunspeet [Martens] heeft er een tijdje met zijn gezin gewoond.  Enkele jonge mannen werkten als “boerenknecht”. Tante Coba de Gunst uit Zwolle verbleef in het laatste oorlogsjaar ook op de boerderij. Haar kinderen Peter, Wim en Cobie gingen met ons naar de lagere school. Oom Gerrit was tijdens de Spoorwegstaking van september 1944 ondergedoken bij Jan Boeve op het Eekt, een schoonzoon van Gerrit Jan van Norel uit Oosterwolde. Een oom van mij [Gerrit van Norel] heeft nog een aantal Engelse vliegers een nacht geherbergd zonder dat aan mijn opa te vertellen, vanwege de absolute geheimhouding. Toch hebben de Duitsers er wat van geweten: een grondige huiszoeking een dag later leverde echter geen bewijs.

     
Ook verbleef er een tijd een knecht, die doofstom was. Hij kon niet praten en hoorde ook niets. Totdat de bevrijding kwam: toen bleek het om een Engelsman te gaan, die niet doofstom was. Van deze Engelse militair weet ik dat die bij verjaardagen afzijdig op de canapé zat en uiteraard aan de gesprekken niet kon deelnemen. Hij is volgens mij een paar maanden gebleven. Wim van Eijck van Heslinga verbleef ook een aantal maanden op de boerderij nadat het voor hem op de vossenfarm van meneer Top in de Gerichtenweg te link werd. Hij is nog een keer op het nippertje ontsnapt bij een huiszoeking bij opa. Hij verstopte zich eerst in een hooiberg, toen in een schuurtje achter de hooibergen en daarna ook nog even in bosje naast dat schuurtje.

Verzet
Wij hadden een buurman, meester Vercouteren, die leider was van de ondergrondse verzetsbeweging. Dat was strikt geheim, maar iedereen in de buurt wist er alles van, maar niemand heeft er ooit  over gesproken. Ook was een aantal mannen bij de luchtbescherming, maar ik geloof niet dat die veel betekenis heeft gehad. Mijn tante, Cobie [kort na de oorlog getrouwd met Gerrit van Norel], naaide bij ons thuis in het geheim oranje armbanden, die de ondergrondse [NBS] na de bevrijding over de overall moest dragen.

        
Slag om Arnhem
In september 1944 gingen er geruchten over een invasie van geallieerde troepen in Normandië. De Engelse radiozender had berichten de wereld ingestuurd, maar niemand wist er het fijne van. Maar toen de Slag bij Arnhem begon, was iedereen ervan overtuigd dat de oorlog spoedig voorbij was. Het bleek een grote vergissing. Mijn vader nam mij en mijn broer op een avond mee naar het bouwwerk op de wal. Vandaar konden we in zuidelijke richting lichtflitsen zien van de Slag om Arnhem. Het maakte een diepe indruk op ons! We mochten al een hele tijd ’s avonds niet meer buiten komen, dat hadden de bezetters bedacht. Ook met mooi weer waagde niemand zich op straat.

Dwang
Eens kregen de vissers een verzoek (bevel) om voor de Wehrmacht te varen. Zij weigerden. Daarop werd gedreigd met een vergeldingsactie door de Duitsers. Veel inwoners vreesden het ergste en verlieten de stad. Maar de vergelding bleef achterwege en de mensen keerden terug. De Duitsers besloten op een zeker moment om hout uit de Veluwse bossen te halen en dat, op lengtes gezaagd, per schip naar Duitsland te brengen. Er werd veel hout aangevoerd naar de haven om in schepen te worden geladen. Toen stond op een morgen op verschillende wegen met grote letters geschilderd: Houtrijden is verraad. Ieder die daar voorbij kwam, moest helpen de teksten te verwijderen.

V-1 en V-2
Inmiddels hadden de Duitsers een nieuw wapen ontwikkeld: de V-1. De V stond voor vergeldingswapen. Het was een raket, een vliegende bom, ontworpen door Werner von Braun, voorzien van een straalmotor. Dat geluid was nieuw voor ons. Er was een lanceerplaats in Hellendoorn. De V-1 hoorden we aankomen, hij liet een dikke condensstreep achter, en vloog richting Londen. Als de motor geen geluid meer maakte, stortte de raket neer, meestal in het IJsselmeer. Maar ook is er eens een in Oosterwolde in een weiland terecht gekomen. Na de V-1 werd de V-2 ontwikkeld, een betere versie. In die tijd vlogen de Duitsers met de eerste straaljagers.

Evacués en noodvoorzieningen
In Arnhem en omgeving hadden de inwoners het dringende verzoek gekregen de stad te verlaten in verband met de oorlogshandelingen. Velen kregen onderdak in Veluwse dorpen. Ook in Elburg kwamen evacués. Er werd toen een centrale keuken ingericht in het slachthuis bij de Noorderwal. Er werd gekookt onder leiding van een gepensioneerde militaire kok, Van Nes uit Oostendorp. In de huishoudschool aan de Zwolse weg werd een noodhospitaal ingericht. Op het dak werden grote rode kruizen geschilderd om vliegtuigen te weerhouden van mogelijke bombardementen. Als er iemand uit de stad naar dit hospitaal moest, werd de patiënt vervoerd op een wagen met twee heel grote wielen die alle oneffenheden in het wegdek moesten opvangen. Deze ambulance werd door twee ziekenbroeders getrokken en geduwd. Engelse en Amerikaanse jachtvliegtuigen dropten lege brandstoftanks, die vielen her en der in de weilanden. We haalden ze op en twee aan twee kon je er een bootje van maken en in de grachten varen.

Engelandvaarder
Tegenover ons huis in de Bloemstraat woonde de familie Ten Have. Een zoon, Joop, verbleef tijdens de oorlogsjaren in Engeland. Hij was een Engelandvaarder. Zo iemand was de held van de hele buurt! Hij kwam na de oorlog weer thuis, maar was in Engeland getrouwd met Lil Henderson. Zij hadden een dochtertje, Aartje.

Bevrijding
In april 1945 waren we bij de gebroeders Kruithof op het terrein van de autobusdiensten, waar zij een opslag hadden van aardappelen en groenten. Toen hoorden we rupsvoertuigen aankomen over de Zwolscheweg. Bart Kruithof (Lange Bart) riep luid: de Tommies, de Tommies. Het waren geen Engelsen, maar Canadezen die Elburg binnenreden. We renden er achteraan en binnen de kortste keren was de hele stad in rep en roer. Een uitbundige menigte wist zich van blijdschap bijna geen raad. De Canadezen deelden sigaretten uit en witte brood, kauwgum en biscuits.

     
Afrekening
Gedurende de bezetting had een aantal meisjes uit Elburg omgang gehad met Duitse soldaten. Al gauw werd het duidelijk, dat zulks niet ongestraft kon blijven. Na overleg met de leiding van de ondergrondse besloot men de dames publiekelijk te vernederen. Zij werden uit hun huizen gehaald en naar de muziektent op de Vischmarkt gebracht. Zo ook de kapper Jan van de Wetering, die blijk had gegeven te sympathiseren met de Duitsers, maar overigens geen vlieg kwaad  had gedaan. De kapper kreeg het “bevel” om de dames kaal te knippen. Protesteren hielp niet. De Vischmarkt stond vol met mensen, die uitbundig juichten na elke knipbeurt. De meisjes liepen huilend en met de handen voor hun gezicht, naar huis. Weinig verheffend.

Feest
In de stad werd dagenlang feest gevierd. Er werden straten en stegen versierd met dennengroen. Er werden volksspelen gehouden waar vrijwel iedereen aan mee deed. De bevrijders bleven nog enige tijd in Elburg. Maar na verloop van tijd gingen zij terug naar huis. En hier nam het leven weer zijn gewone gang. Voor ons was het avontuur, de spanning, alle belevenissen, voorbij. We vonden het eerst maar een saaie boel, maar alle “grote” mensen zeiden ons dat we dankbaar moesten zijn! We probeerden het, met vallen en opstaan.”

Wim Hoekert
Elburg, februari 2022