Op zondagavond 10 december 1944 werden vader Eibert Spaan en zijn zoon Willem met een aantal buurtgenoten bij de boerderij van de familie Bouw op De Haere door de Duitsers gearresteerd. Een dag later werden ze naar de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn gebracht. Vanuit Apeldoorn werden Eibert en Willem Spaan op 19 december overgebracht naar Kamp Amersfoort.
Op 2 februari 1945 werden Eibert en Willem Spaan met de andere opgepakte buurtgenoten per trein vanaf Amersfoort overgebracht naar het concentratiekamp Neuengamme. Daar arriveerden ze op 4 februari. Het contact met de familie op ’t Harde viel weg. Het leven in Neuengamme bleek ondragelijk zwaar. Er moesten zware stenen worden versjouwd en het eten was te weinig en van onvoldoende kwaliteit. Vanuit Neuengamme volgde overplaatsing naar een concentratiekamp in Wöbbelin. Willem Spaan kreeg dysenterie. Hij kwijnde langzaam weg, terwijl zijn vader hem probeerde te verzorgen. Willem stierf op 22 maart 1945 op 25-jarige leeftijd.
Met veel moeite wist Eibert Spaan de verschrikkingen van het kampleven te overleven. De Amerikanen bevrijdden het kamp in april 1945. Eibert Spaan werd per vliegtuig overgebracht naar Brussel. Ernstig verzwakt wist hij liftend in twee dagen thuis te komen. De thuiskomst was op 27 mei 1945. Hier vernam Eibert dat de familie reeds op de hoogte was van het sterven van zijn zoon Willem.
Kort na zijn thuiskomst kwamen familieleden van mensen, die ook waren gedeporteerd, informeren naar het lot van hun dierbaren. Eibert Spaan kon vanaf zijn bed in al zijn zwakheid soms informatie verschaffen. Maar zijn gezondheid bleek heel broos. Eibert kon voor het eerst zijn naar hem genoemde kleinzoon zien, maar zijn krachten namen per dag af. Eibert Spaan stierf op 6 juni 1945. Hij bereikte de leeftijd van 51 jaar. Tijdens de begrafenisplechtigheid werd ook stilgestaan bij het sterven van Willem Spaan. De teraardebestelling had zo het karakter van een dubbele begrafenis.
Het verlies van zijn vader en zijn broer drukte zwaar op het leven van Aart Spaan (1925-2019). Op verzoek van zijn vrouw en kinderen schreef Aart Spaan in 1995, vijftig jaar na de bevrijding, zijn oorlogsherinneringen op. Zijn dochter Everlien vertelde vele jaren het oorlogsverhaal van de familie Spaan voor haar leerlingen op de Dominee Baxschool in Doornspijk.
Op zaterdag 13 februari 2010 kreeg de familie Spaan uit ’t Harde (Oostloo 10) enkele bijzondere bezittingen terug. In Kamp Amersfoort vond een ontroerende bijeenkomst plaats waarbij enkele spulletjes van Eibert en Willem Spaan teruggegeven werden aan de familie. De Puttenaren Gert van Dompseler en Pieter Dekker was het na veel onderzoek gelukt om in de archieven van Bad Arolson, waar gegevens en spullen zijn verzameld van ruim twee miljoen nazislachtoffers, bezittingen van tientallen Nederlandse slachtoffers op te sporen.
Van Eibert Spaan bleek zijn portemonnee en een brief van zijn vrouw bewaard te zijn. Sientje Spaan-Berghorst had deze brief op 11 januari 1945 vanuit ’t Harde verstuurd aan haar man en zoon. In de brief (gedicteerd door moeder Sientje, maar opgeschreven door zoon Aart) uitte Sientje Spaan haar bezorgdheid over de boerderij en het vee. Verder drong ze aan op een onderhoud met de kampcommandant om duidelijk te maken dat haar man en zoon niet op de boerderij gemist konden worden en dat ze totaal onschuldig gevangen zaten. Wonderwel is deze brief (opgevouwen en enigszins verkreukeld) in het portemonneetje bewaard gebleven. Ze vormen voor de familie Spaan een emotionele herinnering aan vader Eibert en zoon Willem Spaan.
In het archief in Bad Arolsen bevinden zich spullen met persoonlijke bezittingen van ruim 17 miljoen Nazi-slachtoffers. Twee inwoners van Putten is het na veel speurwerk gelukt om deze sullen op te sporen en terug te bezorgen bij nabestaanden.