Visserij in oorlogstijd

Gedurende de oorlogsjaren werd het voor de Elburger vissers steeds moeilijker en gevaarlijker om hun werkzaamheden te kunnen uitoefenen. De visserlui waren vrijgesteld voor tewerkstelling in Duitsland, omdat ze voor de voedselvoorziening werkzaam waren. Ze kregen daarnaast toestemming ook in de nachtelijke uren op zee te zijn. Maar het werk werd bemoeilijk door veel beperkingen. En door beschietingen en neerstortende vliegtuigen was het soms heel gevaarlijk om op zee te zijn.

Bepalingen
In juli 1940 kreeg de burgemeester van Elburg een brief van de Inspecteur der Visscherijen uit Amsterdam. In dit schrijven werd heel duidelijk aangegeven aan welke bepalingen de vissers zich moesten onderwerpen: Het is de wensch van de Rijkscommissaris dat door mij wordt opgetreden tegen alle visschers, die de verschillende bepalingen van Visscherijwet, Visscherijelementen of Visscherijvoorschriften niet nakomen, waarbij ik zoo nodig kan rekenen op hulp van de Duitsche Marine. Voorts is het de wensch van den rijkscommissaris dat het bovenstaande niet in de pers wordt openbaar gemaakt. Er zal dus niet meer mogen worden gevischt zonder domeinvergunning of zonder akte, er mag niet meer gekuild worden in de voor de kuilvisscherij verboden gebieden, de visschers zullen beter moeten letten op de voorgeschreven minimummaat van verschillende visschen enz. Komen zij die verschillende voorschriften stipt na, dan zullen zij hun bedrijf kunnen blijven uitoefenen, doch in het tegenovergestelde geval stellen zij zich bloot aan zeer grote moeilijkheden.

            
Beperkingen
Al vrij snel na de Duitse bezetting hoorde een groot deel van het IJsselmeer tot het zogeheten Sperrgebiet. In dit deel mocht niet worden gevist. Bovendien moesten de vissers de lichtvoering van de schuiten aanpassen. Een speciale beschermkap, waarin een horizontale gleuf met een afschermrand was aangebracht, moest over de scheepslantaarn worden gedaan. Vanuit de lucht waren de vissersvaartuigen daardoor in de nachtelijke uren niet of nauwelijks waarneembaar. Ook de kust- en havenlichten mochten niet meer branden, waardoor het zicht op zee zeer bemoeilijkt werd. Deze verduisteringsmaatregelen waren bedoeld om het de geallieerde vliegtuigen lastig te maken zich te kunnen oriënteren. Een andere moeilijkheid was dat de vissers vanwege schaarste, met name in de laatste twee oorlogsjaren, nauwelijks aan de benodigde materialen konden komen. Er ontstond al vrij snel een tekort aan katoen, lijnolie, touw, oliegoed en laarzen. Maar ook  zeildoek, teer, petroleum, benzine, cachou en katoen waren nauwelijks meer te krijgen.

Gevaren
Veel vissers waren in de oorlogsjaren getuige van neerstortende vliegtuigen. Geallieerde bommenwerpers werden regelmatig door Duitse nachtjagers uit de lucht geschoten. Sommige brandende bommenwerpers vielen slechts op enkele honderden meters van de vissersschepen in zee. In de periode die volgde trokken veel kuilvissers hun sleepnetten stuk op de vliegwrakken. Voor de vissers was dat een grote strop.

           
Visafslag
Aan de Visafslag werden van hogerhand maximum prijzen vastgesteld. Voor een pond aal (paling) kregen de vissers slechts 37 cent. Deze lage prijzen werkten smokkel en zwarthandel in de hand. Een deel van de aanvoer aan de Visafslag werd door de Duitsers gevorderd. Om controle op de vangsten te krijgen werd in 1943 het beruchte Vischboekje ingevoerd. Hierin moesten de vissers onder andere het vertrek en de aankomst vanuit de haven én hun vangsten noteren. De Elburger vissers lichtten op grote schaal de hand met deze administratie. Het boekje werd zeer onnauwkeurig bijgehouden en met de controle werd op grote schaal gesjoemeld.