Opdracht 6 – Persoonsbewijs en Jodenster

PERSOONSBEWIJS EN JODENSTER
Toen op 10 mei 1940 de Duitsers Nederland bezetten, veranderde er geleidelijk aan veel voor het dagelijks leven van de Joden. Meteen na de Duitse inval probeerde een aantal Joden Nederland te ontvluchten. Met enkele boten vanuit IJmuiden lukte het de eerste dagen van de bezetting een paar duizend Joden om Engeland te bereiken. Ook de familie Vecht uit Elburg probeerde met hulp van een botter van een Elburg visserman te ontvluchten, maar zij kwamen helaas te laat in IJmuiden. Teleurgesteld keerden ze na ongeveer een week terug in Elburg. Ongeveer tweehonderd Joden zagen geen enkel perspectief meer en pleegden kort na de Duitse inval zelfmoord.

Ariërverklaring
Het duurde niet lang voordat de eerste anti-Joodse maatregel kwam. Binnen enkele maanden de Duitse bezetters een verklaring op waarin iemand moest verklaren geen Jood te zijn. Alle mensen in overheidsdienst (ambtenaren, onderwijzers, burgemeesters, postbodes enz.) moesten een niet Jood-verklaring ondertekenen: een ariërverklaring. Op het papier moest men precies aangeven wie zijn/haar ouders en grootouders waren. Daarnaast moest aangegeven worden of de ouders en de voorouders van Joodse afkomst waren. Wie het document onjuist of onvolledig invulde kon op staande voet ontslagen worden. De Duitsers wilden op deze manier precies nagaan wie Joods was en wie niet. Mensen met Joodse voorouders werden binnen korte tijd na het invullen van deze verklaring ontslagen. Ongeveer 200.000 Nederlanders vulden de ariërverklaring in. Slechts een klein aantal mensen weigerde dit document in te vullen. Eind november 1940 werden op basis van de ariërverklaring ruim 2.500 mensen ontslagen.

Protest in Leiden
Een van de bekendste mensen die de ariërverklaring weigerde te ondertekenen was professor R.P. Cleveringa (1894-1980), hoogleraar in de rechtsgeleerdheid te Leiden. Hij hield op 26 november 1940 in de aula van de Leidse universiteit een beroemde rede, waarin hij openlijk protesteerde tegen het ontslag van zijn Joodse collega’s door de Duitsers. Nog dezelfde avond werd de toespraak van Cleveringa door enkele studenten gekopieerd en verspreid onder andere universiteiten. Professor Cleveringa werd kort daarna door de Sicherheitspolizei opgepakt en tot de zomer van 1941 gevangen gezet in de gevangenis in Scheveningen. De Leidse studenten besloten tot een staking waarna de universiteit werd gesloten.

       
Persoonsbewijs
In april 1941 kwamen de Duitse bezetters met de verplichting dat alle Nederlanders van vijftien jaar en ouder verplicht werden tot het in bezit hebben van een persoonsbewijs. Dit persoonsbewijs was ontworpen door een Nederlandse ambtenaar Jacobus Lambertus Lentz. Het persoonsbewijs gaf de Duitse bezetters een krachtig middel in handen voor zijn onderdrukkingspolitiek. Voor Joden was het persoonsbewijs ook nog aan de voor- en aan de achterzijde bedrukt met een grote, zwarte letter J. Bij razzia’s of deportaties was dit een belangrijk hulpmiddel om Joden te identificeren. Het was heel lastig om het persoonsbewijs na te maken. Om vervalsingen moeilijk te maken werd een schaduwarchief van persoonsbewijzen in Den Haag (Huize Kleykamp) bijgehouden. Op 11 april 1944 werd Huize Kleykamp gebombardeerd door de geallieerden. Toch lukte het de Persoonsbewijzencentrale, een ondergrondse verzetsorganisatie, om  veel onderduikers en verzetsmensen aan een vervalst persoonsbewijs te helpen. Een persoonsbewijs was een ander document dan een Ausweis. Een Ausweis was een soort vergunning die aangaf om op een bepaalde plaats of gedurende een bepaalde tijd ergens aanwezig te mogen zijn. Of dat er sprake was van een vrijstelling of ontheffing.

  

Jodenster
Op 29 april 1942 werd door de bezetters aan de voorzitters van de Joodse Raad, Asscher en Cohen, bekend gemaakt dat alle Joden vanaf de leeftijd van zes jaar in Nederland met ingang van 3 mei 1942 verplicht werden gesteld tot het dragen van een zes puntige Jodenster. Alle Joden werden verplicht om vier sterren per persoon aan te schaffen. Ze kostten vier cent per stuk en een textielbon. De ster moest links op de borst op kledingstukken worden genaaid op borsthoogte. Met de plicht een ster te dragen was de laatste stap voor deportatie gezet. Voor iedereen was duidelijk zichtbaar wie Joods was en wie niet. Van niet-Joodse zijde is er weinig reactie. Wel waren er enkele studenten die de straat opgingen met sterren met de opschriften protestant of katholiek. Twintig van deze studenten werden opgepakt en na twee weken, uitgehongerd en sterk vermagerd, weer vrijgelaten. De meeste mensen hadden echter geen idee hoe ze met deze vernederende maatregel tegen de Joden moesten omgaan.

   
Oproeping
Iedereen maakte zich grote zorgen om wat de volgende stap van de Duitse bezetters zou zijn. Dat liet niet lang op zich wachten. Begin juli 1942 kregen ongeveer 4.000 Joden per brief een oproeping in de brievenbus waarbij hen werd meegedeeld dat ze zich moesten melden op de aangegeven plaats en tijdstip. Het was een oproep om te gaan werken in Oost-Europa. Toen op 5 juli 1942 Margot Frank een oproep kreeg om zich te melden voor een werkkamp, was dat voor de familie Frank aanleiding om met het hele gezin onder te duiken.

Opdrachten

Lees eerst bovenstaande teksten grondig door. Probeer daarna onderstaande zes vragen te beantwoorden.

1. De toespraak van professor Cleveringa op 26 november 1940 geldt als een van de eerste openlijke protesten tegen de Duitse bezetters. Probeer meer informatie te verzamelen over dit bekende protest. Er is een interessante documentaire (18 minuten) over de rede van professor Cleveringa gemaakt. Dit filmpje kun je vinden op YouTube. Gebruik deze documentaire om deze opdracht uit te voeren! Maar bekijk eerst het onderstaande beknopte filmpje over het leven van professor Cleveringa.

2. Toch was de rede van de Leidse professor Cleveringa niet het eerste openbare protest tegen de Duitse bezetters. Op 29 juni 1940 vond ook een duidelijk protest plaats tegen de bezetters. Probeer over dit openlijke protest meer informatie te verzamelen. Wat was de aanleiding tot dit protest? Hoe uitte zich dit protest en hoe reageerden de Duitsers op deze actie?

3. Waarom was het in de oorlogsjaren zo uitermate moeilijk om een persoonsbewijs na te maken? Probeer hierover informatie te verzamelen.

4. Lees de tekst in de rubriek Onderduik over Mozes Winnik. Van hem zijn enkele foto’s bewaard, maar daarnaast ook zijn vervalste persoonsbewijs en zijn Jodenster. Zie de bijgevoegde foto’s. Bekijk het vervalste persoonsbewijs van Mozes Winnik. Onder welke schuilnaam ging Mozes tijdens zijn onderduiktijd door het leven? Wat valt je verder aan het persoonsbewijs op?

5. Veel persoonsbewijzen zijn bewaard. Ga eens na of er in jullie familie nog een persoonsbewijs bewaard is gebleven. Maak daarvan een foto en probeer nauwkeurig te omschrijven van wie dit persoonsbewijs is geweest.

6. Op 20 juni 1942 schreef Anne Frank in haar bekende dagboek over de anti-Joodse maatregelen. Zoek dit fragment op en citeer woordelijk wat Anne Frank over deze maatregelen heeft opgeschreven.