Overval distributiekantoor Elburg-Doornspijk

In 1939 werd door het departement van Handel en Nijverheid een Centraal Distributie Kantoor ingesteld. De ontwikkelingen in Duitsland vormden een bedreiging voor de vrede in Europa. De regering was bang voor betrokkenheid van Nederland bij een oorlog en nam daarvoor alvast maatregelen. Mocht het zover komen dat door schaarste voedsel en goederen moeilijk verkrijgbaar zouden zijn, dan was men daar enigszins op voorbereid. Er werden talloze plaatselijke distributiekringen opgericht. Op 31 augustus 1939 deelde de Commissaris van de Koningin in Gelderland mee dat de gemeenten Elburg en Doornspijk gezamenlijk een distributiekring zouden gaan vormen. De burgemeester van Elburg werd benoemd tot hoofd van de distributiedienst. De dagelijkse leiding van het distributiekantoor kwam in handen van de distributieleider. Een groep van vaste medewerkers met enkele tijdelijke medewerkers zorgde voor de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden. In Elburg was het distributiekantoor gevestigd in het pand Beekstraat 4. Vanaf de oprichting van het distributiekantoor werd dit gebouw gehuurd van de Elburger gisthandelaar Euwe Jaarsma.

Dagelijkse werkzaamheden
Voor het uitvoeren van de werkzaamheden golden allerlei instructies. De medewerkers zorgden voor de uitgifte van coupures, de uitgifte van stamkaarten en rantsoenbonnen en voor de inname van allerlei bescheiden. Ook moesten er allerlei controles worden uitgevoerd. Naast het uitreikingskantoor in Elburg waren er in Doornspijk drie uitgiftepunten. Op het distributiekantoor Elburg-Doornspijk waren diverse mensen werkzaam. Enkele bekende namen waren: Abraham Jonker, Sikke de Jong, Jan Junte, Adriaan Stephan, Gerrit Blaauw, Johannes Brouwer, Tjalling Dijkstra (leider van het distributiekantoor), Aart Hoekert, Hendrik de Jong, Gerrie Scholten en Jan Ponstein. Eind augustus 1942 werd het pand Beekstraat 4 voorzien van een kluis voor het opbergen van de stamkaarten en de distributiebonnen.

       
Mislukte overval
Al in de winter van 1943-1944 was een poging gedaan om het distributiekantoor te overvallen. De leiding van deze overval in Elburg was in handen van Albert Rozeman (schuilnaam Victor) uit Hoogeveen en Jan Naber (schuilnaam Nico) uit Meppel. Albert Rozeman en Jan Naber vormden samen de zogenaamde NV (Nico en Victor). Ze werkten soms met zijn tweeën aan acties of sloten zich aan bij andere knokploegen. In 1943 werkten de twee mannen samen met onder andere Johannes Post en later met de knokploeg Meppel. De overval op het distributiekantoor in Elburg mislukte echter.

Overval in Elburg
De tweede poging om het distributiekantoor in Elburg te overvallen was wel succesvol. Deze overval vond plaats op donderdag 13 juli 1944. De Knokploeg van Marinus Post (alias Evert) had de overval zorgvuldig voorbereid. Een betrouwbare ambtenaar van het distributiekantoor, de 37-jarige Elburger Aart Hoekert, had kort voor de overval in de villa Klarenbeek in Doornspijk een geheime ontmoeting met Marinus Post en Atie Visser (alias Karin). Aart Hoekert leverde een plattegrond van het pand Beekstraat 4 en gaf precies aan hoeveel mensen in de verschillende kamers zaten. Ook de plaats van de kluis en de telefoon werden nauwkeurig doorgegeven. Er werd zelfs een inschatting gemaakt wat omvang van de uiteindelijke buit zou zijn. Niets werd aan het toeval overgelaten.

   
Een belangrijk gids voor de Knokploeg van Marinus Post was Loed Creutberg, die ondergedoken zat bij de familie Bruins in de villa Klarenbeek. Hij kende in Doornspijk en Elburg overal de weg. En Loed was niet bang en zeer ondernemend. De avond voor de overval werd overnacht in een ondergrondse hut (De Cockpit) bij de heer Mazier uit Nunspeet (medewerker van Staatsbosbeheer). Ter voorbereiding fietsten Evert en Karin ongeveer een week voor de geplande overval naar Elburg en bezochten onopvallend het distributiekantoor. Ze gaven hun ogen goed de kost en stelden vast dat er op het kantoor een gemoedelijke sfeer was. Een paar dagen voor de overval kreeg Karin plotseling hoge koorts. Ze bleek angina te hebben en was niet in staat om deel te nemen aan de overval in Elburg. Dokter Bruins nam haar mee naar de villa Klarenbeek, waar Karin drie dagen het bed moest houden.

De overval op donderdag 13 juli verliep bijna vlekkeloos. Per fiets kwamen vijf mannen vanuit de richting van Doornspijk Elburg binnen. Drie van de mannen hadden een koffer bij zich. Om 12.00 uur gingen de mannen met hun vuurwapens naar binnen. De aanwezigen werden onder schot gehouden. Aart Hoekert werd vanachter zijn bureau (met telefoon) op de grond gegooid en speelde het spel mee. In de kluiskamer, achter in het gebouw, bevond zich politieman J. de Jong. Zijn dienstwapen werd hem afhandig gemaakt. Twee van de overvallers openden de kluis en vulden snel de meegenomen koffers. Toen de buit was weggebracht kwam het hele personeel en een paar toevallig aanwezige Elburgers, opgedreven door de overvallers, in de kluiskamer. Daar werden ze kort toegesproken en hen verteld dat ze in deze ruimte nog tien minuten moesten blijven. Wie zich daar niet aan hield zou worden beschoten. Meteen daarna verdwenen de overvallers, waarbij ze verspreid verschillende richtingen in trokken. De uiteindelijke buit bedroeg: 11.500 bonkaarten, 12.308 rantsoenen voedingsmiddelen en 18.700 noodrantsoenen. Vier dagen later, op maandag 17 juli 1944, deed de knokploeg van Marinus Post een tweede succesvolle overval op het distributiekantoor te Wezep. De inmiddels herstelde Karin deed aan deze overval wel mee.

Proces-verbaal
Van de gewapende overval op het distributiekantoor in Elburg is op 15 juli 1944 een uitgebreid getypt proces-verbaal opgemaakt bestaande uit 16 pagina’s. Naast politieman J. de Jong werden maar liefst 25 getuigenverklaringen afgelegd. Naast de medewerkers van het distributiekantoor moesten ook de toevallig aanwezige bezoekers en omstanders een getuigenverklaring afleggen. H   H H et onderzoek naar de daders, het gestolen pistool en de ontvreemde distributiebonnen leverde na 13 juli 1944 niets op. Pas vele jaren later werd duidelijk wie de overval op de distributiekantoren in Elburg en Wezep hadden uitgevoerd.

Naoorlogse jaren
Het pand Beekstraat 4 was eigendom van Euwe Jaarsma. Kort na de oorlog zegde Jaarsma de huurovereenkomst op. Hij wilde zijn pand voor eigen gebruik hebben. Het distributiekantoor verhuisde in augustus 1946 naar het pand Smedestraat 9, dat eigendom was van de heer L. Kruithof. Op 3 oktober 1947 werd bij Koninklijk Besluit een regeling van samenvoeging van de plaatselijke distributiekringen vastgesteld tussen de gemeenten Oldebroek, Elburg en Doornspijk. Oldebroek werd daarbij als centraal punt aangewezen. Het kantoor in Wezep fungeerde als centraal punt. Enkele ambtenaren die voor die tijd werkzaam waren in Elburg, kregen een baantje in Wezep. Rondom 1950 werden de werkzaamheden van de distributiediensten geleidelijk afgebouwd. Het Centraal Distributie Kantoor in Den Haag werd officieel in 1952 opgeheven.

 

ATIE RIDDER-VISSER
Atie Visser raakte in 1944 betrokken bij het verzet. Eerst was ze koerierster, maar al snel raakte ze betrokken bij de knokploeg van Marinus Post. Ze deed haar verzetswerk onder de schuilnaam Karin. Na de oorlog werkte Atie Visser bij de Politieke Opsporingsdienst (POD) in Leiden waar ze onderzoek deed naar collaboratie. Op 1 maart 1946 schoot Atie Visser Felix Guljé bij de voordeur van zijn woning in Leiden neer. Ingenieur Guljé werd er van verdacht een brug herbouwd te hebben die het verzet had opgeblazen. Hij leek na de oorlog zijn veroordeling te ontlopen. Het onderzoek naar de dood van Guljé leverde geen verdachte op. 

Atie Visser emigreerde in 1947 naar Nederlands-Indië. Daar leerde ze haar man Herman ridder kennen. Ze trouwden en keerden een paar later terug naar Nederland. Atie Ridder-Visser kreeg voor haar verzetswerk op 5 mei 1982 in het stadhuis van Leiden het Verzetsherdenkingskruis. Een jaar later stierf haar echtgenoot. Het verleden liet haar niet los. In de negentiger jaren zette ze haar herinneringen aan de oorlog op papier. In 1999 verscheen het boek Marinus Post alias Evert. In 2011 schreef Atie Ridder-Visser een brief aan de burgemeester van Leiden waarin ze de liquidatie op Felix Guljé opbiechtte. De moord was inmiddels al lang verjaard. Atie Ridder-Visser stierf op 20 augustus 2014. Ze bereikte de leeftijd van honderd jaar.