Moord aan de Elburger haven

Op zaterdagmorgen 14 april 1945 meldde beurtschipper Dirk van de Poppe bij de politie dat er in de Elburger haven nabij zijn opslagloods ’een gedood persoon was gevonden, ten dele in het water liggende’. Bij nader onderzoek kwam vrij snel vast te staan dat de persoon daar ter plekke was doodgeschoten en vervolgens naar het water was gesleept. Een aantal meters van deze plek ontdekte men vervolgens dat er mogelijk nog een ander was doodgeschoten. Bloedsporen rechtvaardigden die veronderstelling. Kort daarop haalde men een tweede lijk uit de haven. De slachtoffers bleken twee Joodse mannen te zijn. Met het oog op de nog aanwezige Duitse bezetters moest voorzichtig worden gehandeld. De twee lijken werden naar het baarhuisje op de Algemene Begraafplaats aan de Nunspeterweg vervoerd. Ondertussen rezen er vermoedens dat de twee mannen mogelijk uit Nunspeet afkomstig waren. Al vrij snel werd duidelijk dat de slachtoffers Louis Gast en Berthold Isador van Esso waren.


Louis Gast en Berthold Isador van Esso
Louis Gast was op 26 april 1885 geboren te Groningen in een gezin met vijf kinderen. Voor de oorlog was hij mede-eigenaar van de vleeswarenfabriek Noack. Louis Gast woonde te Amersfoort en was op 25 februari 1914 in Goor getrouwd met Bertha Muller. Uit dit huwelijk werd op 21 januari 1915 een zoon Davy geboren. Davy kwam in Lienden door geweld om het leven. Zijn lichaam spoelde op 1 juni 1944 aan bij de steenfabriek De Tollewaard in Lienden. Hij werd slechts 29 jaar oud. Louis Gast werd op 13 april 1945 op 59-jarige leeftijd in Elburg vermoord. Neef Berthold Isador van Esso werd op 20 maart 1909 geboren te Meppel. Ook hij was fabrikant. Voor de oorlog woonde hij met zijn vrouw in Amsterdam. Van Esso was getrouwd met Louise Roozendaal. Hij werd in Elburg vermoord op 36-jarige leeftijd. De echtparen Gast en Van Esso waren tijdens de oorlogsjaren in Nunspeet ondergedoken in het pand De Keizershof aan de Boterdijk en in de woning aan de Gerard Vethlaan 15.

Arrestatie en executie
Beide echtparen werden op 11 april 1945 in Nunspeet gearresteerd. Na verhoor op het kantoor van de marechaussee aan De Laan bekenden de beide mannen uiteindelijk dat zij Joods waren. Mevrouw Van Esso hield vol dat zij geen Jodin was. De gevangenschap duurde tot vrijdagavond 13 april. Louis Gast en Berthold Isador van Esso werden vervolgens door de Duitsers, met hun handen stevig op de rug gebonden, per auto naar Elburg gevoerd. Omstreeks 22.30 uur arriveerde de Duitse auto bij de haven van Elburg. Daar schoot luitenant Schwarze met twee kogels eerst Louis Gast dood. Vervolgens werd op dezelfde wijze Berthold Isador van Esso doodgeschoten. De slachtoffers werden vervolgens in de haven gegooid. Mevrouw Van Esso werd naar Vierhouten gebracht. Vandaar werd zij naar Amersfoort overgebracht. Op 17 april 1945 kwam ze vrij.

Toedracht
Kort voor de arrestatie van de beide Joodse mannen had iemand de ondergrondse in Nunspeet een geldbedrag van 10.000 gulden verloren. Daarbij ingepakt zaten brieven, twee persoonsbewijzen en stamkaarten. Het pakket werd in het Berkenlaantje in Nunspeet gevonden en door de vinder afgeleverd op het politiebureau. De vondst kwam in handen van de gevreesde politiecommandant Kars Doeven. Door de persoonsbewijzen leidde het spoor naar de onderduikadressen. Vervolgens werden Gast en Van Esso (en zijn echtgenote) op de F.A. Molijnlaan door Doeven gearresteerd.

Begrafenis
Kort na de executie kwamen mevrouw C. Bakker-van Rheenen (Tante Cor) en L. Braamburg vanuit Nunspeet naar Elburg om de lichamen te identificeren. Louis Gast en Berthold Isador van Esso werden kort na hun executie begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Nunspeterweg te Elburg. In augustus 1945 kreeg de weduwe Bertha Gast-Muller toestemming van waarnemend burgemeester K. Veninga om het lichaam van Louis Gast her te begraven op de Joodse begraafplaats in Amersfoort.

   
Proces
Na de bevrijding werden twee verdachten van de moord aan de Elburger haven gearresteerd. Dat waren de Duitsers Leonard Gottfried Beck (1910) en Alban Andreas Schwarze (1908). Beck was in april 1945 (nog maar kort) Ortscommandant te Nunspeet. Hij was in 1948 gedetineerd in Kamp Vught. Ook Schwarze zat bij de start van het proces gevangen in Kamp Vught. Het proces tegen de daders van de moorden op Louis Gast en Berthold Isador van Esso werd op woensdag 28 april 1948 voor het Gerechtshof gestart. De Elburger Courant van 30 maart 1948 deed uitvoerig verslag van deze strafzaak. De opdracht voor de moord op de twee Joodse mannen was gegeven door Ortskommandant Beck. Tegen hem werd uiteindelijk Beck tien jaar gevangenisstraf (met aftrek van het voorarrest) geëist. De zaak tegen Schwarze, die de beide mannen in Elburg had doodgeschoten, werd aangehouden. Op 14 mei 1948 meldde de Elburger Courant dat het vonnis tegen Beck was drie met aftrek van het voorarrest en plaatsing voor de resterende tijd in een Rijkswerkinrichting.

De zaak Schwarze
De zaak tegen Schwarze werd opnieuw verdaagd, dit keer tot 11 juni 1948. Tijdens de zitting op die datum eiste de aanklager tien jaar celstraf tegen Schwarze. Laatstgenoemde zat al vanaf 4 juli 1946 in voorarrest. Ook tegen hem werd het vonnis tenslotte bepaald op drie jaar celstraf met aftrek van het voorarrest en gedwongen plaatsing in een Rijkswerkinrichting.


De strafbepaling viel lager uit omdat de rechter oordeelde dat de beide betrokken Duitsers as militairen hadden gehandeld op hoger bevel, waaraan zij naar hun opvatting als ondergeschikten verplicht waren te gehoorzamen. Tegen deze strafeis ging de procureur-fiscaal van het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem in hoger beroep. Op 9 november 1949 werd de zaak tegen Schwarze opnieuw behandeld voor de Bijzondere Strafkamer te Rotterdam. De procureur-fiscaal eiste opnieuw tien jaar cel met aftrek van het voorarrest. De zaak tegen Schwarze werd op 1 februari 1950 in hoger beroep behandeld. De uitspraak zou over veertien volgen. De kranten melden helaas niet hoe de zaak is afgelopen…

Struikelsteen
Bertha Gast-Muller stierf op 15 mei 1962 te Zeist op de leeftijd van 76 jaar. Haar leven werd gekenmerkt door verdriet. Bertha Gast-Muller werd begraven op de Joodse begraafplaats aan de Soesterweg te Amersfoort. Daar liggen ook haar man Louis Gast en haar zoon Davy begraven. Drie zusters van Louis Gast werden vermoord in Auschwitz en Sobibor. Zijn enige broer Julius werd in november 1944 op 51-jarige leeftijd bij een vergeldingsactie in Friesland vermoord. Aan de Koningin Wilhelminalaan 28 werd een struikelsteen gelegd ter nagedachtenis aan Louis Gast.