Letty van Breukelen (1926)

In de winter van 1944-1945 kwamen bij de familie Bossenbroek in Doornspijk drie mensen aan de deur. Een vader met zijn dochter en zijn zoon waren op hongertocht en vroegen op een namiddag om een overnachting. De familie Bossenbroek bood hen onderdak. Het bleek om de familie Van Breukelen uit De Bilt te gaan. Johannes van Breukelen was met zijn dochter Aletta (Letty) en zijn zoon Willem Johannes (Wim) per fiets richting het noorden getrokken, op zoek naar voedsel. Ze waren via de IJsselbrug bij Zwolle in Overijssel op zoek geweest naar eten. Op de terugweg kwamen ze tegen het eind van de schemerige middag in Doornspijk aan en besloten bij het eerste woonhuis aan de rechterkant aan te kloppen. Daar woonden Eibert Bossenbroek en zijn vrouw Geertje Bossenbroek-van Spijkeren met hun zoons Willem (1934) en Gerrit Jan (1943). Vader Van Breukelen en zijn beide kinderen werden gastvrij ontvangen. Het werd het begin van een bijzonder verhaal…

       
Op 31 januari 2020 vond een vraaggesprek plaats met Letty van Breukelen. Ze bleek nog kraakhelder van geest en wist nog veel details te herinneren over de hongerwinter van 1944-1945. De familie Bossenbroek neemt nog altijd een bijzondere plek in het leven van Letty in. Een beknopte weergave van haar herinneringen:

Mijn ouders waren Johannes van Breukelen en Cornelia Gerarda Mijnders. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: Aletta (1926) en Willem Johannes (1930). Onze roepnamen waren Letty en Wim. Ik ben geboren op 15 juni 1926. Tijdens de oorlogsjaren woonden we in De Bilt. Mijn ouders woonden eerst in Utrecht en hadden een drogisterij. Nog voor het begin van de oorlog zijn we naar de Torenstraat in De Bilt verhuisd. Mijn vader had daar een schildersbedrijf. In het begin van de oorlog konden we ons nog wel redden. We haalden melk, rogge en gerst in de buurt van De Bilt. En in de bossen sprokkelden we hout en hakten bomen om. Maar de tekorten werden steeds erger. Tijdens de winter van 1944-1945 waren we genoodzaakt op pad te gaan om voedsel te bemachtigen. Er was bijna niets meer.

Met mijn vader en mijn broer ben ik in het najaar van 1944 per fiets er op uit gegaan. Zo fietsten we via de Zuiderzeestraatweg richting Zwolle. Onze fietswielen waren voorzien van stug rubber. We gingen de IJsselbrug over op zoek naar voedsel in Overijssel. We hadden ruilartikelen bij ons. Bij een controle in de buurt van de IJsselbrug werd ons tijdens een van deze tochten op de terugweg door landwachters een zak met aardappelen afgenomen. Gelukkig vonden ze de worsten niet. Onderweg hadden we zo’n honger, dat we die worsten maar hebben opgegeten. Maar onze magen konden dat niet verdragen. We zijn er flink ziek van geworden.

Tijdens een tocht zijn we bij de familie Bossenbroek in Doornspijk terecht gekomen. Daar werden we heel goed ontvangen. Eibert en Geertje Bossenbroek waren zeer gastvrij voor ons. Toen Geertje er achter kwam dat ik opgeleid was tot coupeuse deed ze mij het voorstel om te blijven. Ik kon haar dan helpen met het verstellen van kleding. En uit lappen stof kon ik bijvoorbeeld hemden maken. Mijn broer Wim kon terecht bij haar zwager en zuster aan de Bovenweg, Frank van Olst en Fennetje van Spijkeren. Daar heeft Wim het ook heel goed gehad. Omdat we beiden toch ook wel een beetje heimwee hadden, fietsten mijn broer en ik met enige regelmaat in de weekenden terug naar De Bilt. Op een keer zijn we in de buurt van De Bilt, bij huize Vollenhoven, na een lange fietstocht in slaap gevallen.

We werden na Spertijd wakker gemaakt door een Duitser. Deze man heeft ons naar huis gebracht. Dat liep gelukkig goed af. Maar tijdens onze fietstochten was het regelmatig erg gevaarlijk. Spitfires deden soms aanvallen met beschietingen. We moesten dan heel snel dekking zoeken. Ik heb het bij de familie Bossenbroek heel goed gehad. Ik sliep in een bed met Willem. Daar stond je toen helemaal niet bij stil. Eibert en Geertje waren hele fijne mensen. We hebben soms best wel veel lol gehad. Met de buren, de familie Witteveen, ben ik wel mee geweest naar Elburg. Maar je moest wel altijd heel voorzichtig zijn.

In Doornspijk heb ik de bevrijding meegemaakt. De geallieerden deelden chocolade en sigaretten uit. Ik heb toen voor het eerst in mijn leven een sigaret gerookt. Na de bevrijding ben ik weer teruggekeerd naar mijn ouders in De Bilt. Pas na de bevrijding drong langzaam tot ons door hoe erg het allemaal was geweest. We wisten tijdens de oorlog niet wat het lot van de Joden was. Dat hebben we allemaal pas veel later gehoord. Ik ben uiteindelijk getrouwd met Ate Prozee. We hebben een gezin gesticht. Mijn man had een recyclingbedrijf aan de Verlengde Hooggravenseweg in Utrecht. Dat heeft onze dochter later overgenomen. 

Nu de laatste tijd op de televisie en in de kranten weer veel aandacht besteed wordt aan de oorlog komt alles weer boven. Ik kan me nog veel uit de oorlogsperiode herinneren.  Gelukkig ben ik nog helder van geest, hoewel ik wel allerlei lichamelijke beperkingen heb. Een tijd geleden ben ik van Elst verhuisd naar België, in het plaatsje Dilsen-Stokkem. Daar woont een dochter van me. Mijn broer Wim leeft ook nog. Hij is 87 jaar en woont in Nieuw-Zeeland.

N.B.
Letty Prozee-van Breukelen mocht op 15 juni 2021 haar 95e verjaardag vieren.