Gevolgen van de Slag om Arnhem

OPVANG VAN EVACUÉS IN ELBURG EN DOORNSPIJK
De Slag om Arnhem had gevolgen voor Elburg. Eind september 1944 kwam een grote toestroom van evacués uit de omgeving van Arnhem en Oosterbeek op gang richting de Noord-Veluwe. Kort daarop werd op het stadhuis van Elburg een evacuatiecommissie in het leven geroepen om de opvang van evacués uit Arnhem en omgeving op te vangen. De burgemeester werd benoemd als voorzitter. Als ontvangstcentrum werd aangewezen de openbare lagere school aan de Ellestraat. Een commissie van bijstand hield toezicht op de gezinsomstandigheden van de bewoners in hun wijk. Deze commissie werd gevormd door: twee bewoners van elk kwartier binnen de wallen, twee bewoners uit het zogeheten Molendorp en twee bewoners uit De Nieuwstad. Verder benoemde de burgemeester twee subcommissies: een subcommissie centrale keuken en een subcommissie gezondheidsdienst.

Opvang
De subcommissie centrale keuken werd geleid door de directeur van de vleeskeuringsdienst. De centrale keuken was gevestigd in het openbaar slachthuis. Deze commissie kreeg de opdracht ook in overleg te gaan met de gemeenten Doornspijk en Oldebroek met de vraag in hoeverre de centrale keuken ook in de behoeften van die gemeenten kon voorzien. De subcommissie gezondheidsdienst stond onder leiding van de gemeenteartsen Gualthérie van Weezel en Gerritsen. Zij waren belast met de keuring en beoordeling van binnenkomende evacués, die onder andere onderzocht werden op scabiës en ongedierte. In het geval van ontsmetting kon opname in speciaal ingerichte lokalen van het noodziekenhuis noodzakelijk zijn. Ook was er de mogelijkheid om van de hetelucht-ontsmettingsoven bij wasserij Het Vertrouwen of in een bijgebouw van de gemeentelijke gasfabriek gebruik te maken.

De gemeente Elburg ving in het laatste oorlogsjaar ongeveer negenhonderd evacués uit Arnhem en omgeving op. Ze werden ingekwartierd bij mensen die nog ruimte hadden. De evacuatiecommissie coördineerde deze inkwartiering waarbij zoveel mogelijk rekening werd gehouden met de godsdienstige achtergrond, de maatschappelijke positie en de beroepen. Bijzonder moeilijk plaatsbare personen werden in afzonderlijke gebouwen ondergebracht. Eén keer per veertien dagen werd door de gemeenteontvanger over gegaan tot betaling van een inkwartieringsvergoeding en zakgelden.

       
Evacués in Doornspijk
Doornspijk telde vanaf begin oktober 1944 naar schatting zestienhonderd evacués. Diverse evacués, die in Elburg en Doornspijk onderdak kregen, behoorden tot de sociaal lagere groepen uit de samenleving. Ze waren arm, vaak vies, hadden zweren en zaten in vee gevallen onder de vlooien en de luizen. In Elburg werd deze groep evacués ondergebracht in de openbare lagere school aan de Ellestraat. De groep Doornspijkse evacués werd onder andere gehuisvest in Oostendorp, in het fabrieksgebouw van Fronita (vroeger Huize Altena, op de hoek van de Zwolseweg en de Zuiderzeestraatweg).

Daar werden de mensen gewassen en ontluisd en van schone kleren voorzien. In Doornspijk werden de evacués deels opgevangen in het gebouw van de (gereformeerde) Christelijke Nationale School. De kinderen konden in die tijd niet naar school, maar kregen thuis les. Gebrek aan brandstof in het laatste oorlogsjaar speelde ook mee om het schoolgebouw niet te gebruiken voor de lessen. Ook in het gebouw van de Hervormde lagere school werden in 1944-1945 evacués opgevangen. Ook hier gaf het personeel les in beschikbaar gestelde huiskamers.

Herbegravingen van evacués
Na de oorlog werd een aantal evacués, die tijdens de oorlogsdagen in Elburg waren overleden en begraven, herbegraven in Arnhem. Zo werd op zaterdagmiddag 29 oktober 1945 op de algemene begraafplaats Moscowa in Arnhem het stoffelijk overschot herbegraven van Elisabeth Prinsen-Gorseling. Zij was gehuwd met Jan Prinsen. De 63-jarige Elisabeth was op 29 maart 1945 in Elburg overleden en op 31 maart op de algemene begraafplaats aan de Nunspeterweg begraven in graf 571. Ook het lichaam van Catharina van den Berg (1878-1945) werd herbegraven. Zij was op 4 maart 1945 in Elburg overleden en begraven op de algemene begraafplaats aan de Nunspeterweg. Haar lichaam werd in het najaar van 1945 overgebracht naar de algemene begraafplaats Moscowa te Arnhem.

Dankbetuigingen
Na de oorlog betuigen diverse evacués openlijk hun dank aan de gastfamilies. Regelmatig verschenen er advertenties in de Elburger Courant. In de editie van 22 juni 1945 stond een advertentie van de familie C. van der Beek uit de Sint-Janskerkstrat 74 te Arnhem waarin ze hun dank betuigden voor de gastvrijheden de goede behandeling die zij hadden ondervonden bij de families Chris Weyenberg en Aart Westerink aan de Beekstraat.

 

VLIEGTUIGEN BOVEN OOSTENDORP
Op 25 september 1944 schreef Johannes van Hulsteijn, gemeentesecretaris van Doornspijk van Doornspijk in de periode 1939-1974, een brief aan zijn zwager Arie van Vliet en zijn schoonzus Maaike in Slikkerveer. Een week daarvoor was de Slag om Arnhem begonnen. Van Hulsteijn schrijft daarover in zijn brief het volgende:

Groote groepen vliegtuigen, sleep- en zweefvliegtuigen trekken Noord-Zuid en omgekeerd, allen richting Arnhem. ’s Avonds en ’s nachts is de lucht in het zuiden aanhoudend verlicht en groote flikkeringen doen ontploffende granaten vermoeden. Arnhem is gisteren geëvacueerd; om 8 uur gisteravond moesten alle burgers weg zijn, want dan begonnen de Engelschen met de vlammenwerpers. Een groot deel van de stad is reeds verwoest, sommigen gedeelten zijn 10 maal van bezitter veranderd. Gisteren sprak ik een marechaussee die uit Arnhem kwam. De Engelsche parachutetroepen hadden het zeer zwaar te verantwoorden.

Het weer was slecht voor vliegtuigen, het Duitse zware geschut dat aldaar geconcentreerd was, droeg aanmerkelijk verder dan het lichtere geschut dat de Engelschen hadden en uit de vliegtuigen afgeworpen was. Waarschijnlijk krijgen wij vandaag of morgen ook hier Arnhemse evacués. Reeds zijn er 60.000 ondergebracht in Apeldoorn en omstreken. Op het oogenblik bromt en gonst het weer in de lucht van de vliegtuigen welke richting oost gaan. In groepen van 3 x 12 trekken ze over. De oorlog is een vreeselijk bedrijf.