In zijn boek Het Verscholen Dorp heeft Jeroen Thijssen een hoofdstuk over de geallieerde militairen opgenomen onder de titel Luchthelden zonder vrees of behoedzaamheid. De euforie van de geallieerde landingen op de stranden van Normandië op 6 juni 1944 (D-day) bereikte ook de bewoners van het Verscholen Dorp. De angst en de zorgen van de onderduikers leken in één klap verdwenen. Het leek alsof de oorlog niet lang meer zou duren. Het onderduikerskamp in de bossen bij Vierhouten was in de zomer van 1944 voller dan ooit. Steeds meer nieuwkomers vonden een schuilplek in de hutten van het Verscholen Dorp. Ook Engelse en Amerikaanse piloten, onder wie boordwerktuigkundigen, marconisten en boordschutters bereikten het onderduikerskamp. De vliegeniers zijn vaak net op tijd uit hun neergeschoten bommenwerpers gesprongen. Ze kwamen terecht in het bezette gebied boven de grote rivieren.
In het onderduikerskamp waren ze welkom. Nieuwsgierig informeerden de bewoners naar het nieuws en de ontwikkelingen van het bevrijdingsfront dat de Amerikaanse en Engelse militairen hen mogelijk konden vertellen. Op de bewoners maakten ze een vriendelijke indruk. Jeroen Thijssen geeft van enkelen een korte beschrijving:
De Schot captain Charles Bruce Noble bijvoorbeeld, van het Royal Air Medical Corps, een chirurg die met een poëziebloemlezing de oorlog ingetrokken is en krijgsgevangen wordt gemaakt. Bij Oldenzaal springt hij uit een rijdende trein, marcheert naar het westen en bereikt via verschillende verzetsgroepen Het Dorp. Hij is beleefd, vrolijk en vindt de oorlog “quite romantic”. Zijn opgeruimde fluiten wekt ’s morgens de vogels, hij is een bron van plezier voor alle bewoners.De commandant van een vier-motorige Lancaster, een 21-jarige D-day-veteraan, is van duizend meter hoogte veilig neergekomen aan zijn parachute, maar breekt in het Dorp zijn pols; goede zorgen zijn zijn deel. Een ander, gliderpiloot Geoffrey Malisson, arriveert gewond: een kogel is zijn lichaam binnengedrongen en kan er niet uit. Geoffrey doet alsof er niets aan de hand is en verbijt overdag zijn pijn, maar hij slaapt bij de Bartfelds in de hut en kleine Walter die boven hem slaapt, hoort hem ’s nachts kreunen. Vader Max verbindt hem iedere dag. De artsen van het Dorp kunnen weinig voor hem doen. Dan breekt bij de patiënt koorts uit, een heel gevaarlijke aandoening waar alleen penicilline tegen helpt, en van dat tovermiddel hebben de doctoren alleen nog maar gehoord. Toch moet het er komen, anders is de ongelukkige piloot ten dode opgeschreven. Via Opa Bakker gaat een roep om hulp naar Engeland, en bij de volgende dropping in de omgeving komt een voorraad mee. Daar staat dokter Wolffensperger, met een onbekend geneesmiddel dat wonderen kan verrichten en geen enkele ervaring met het gebruik ervan. Gelukkig zit er een gebruiksaanwijzing bij.
Maar de aanwezigheid van de geallieerde militairen wekte ook ergernis bij de onderduikers. De piloten waren onachtzaam en staken soms bij daglicht de brandgangen over. Ook maakten ze vaak lawaai. Die haast onverschillige houding was voor de andere bewoners soms beangstigend. Voor zover bekend verbleven in de zomer en in het najaar van 1944 de volgende geallieerde militairen in het onderduikerskamp bij Vierhouten: flying officer Eric Blackmore (op 22 juni 1944 met zijn Lancaster-bommenwerper neergeschoten in de omgeving van Oene), sergeant Geoffrey Mallison (op 17 september 1944 met een glider geland in de omgeving van Arnhem), parachutist-arts Charles Bruce Noble, flying officer Kenneth Parsons, piloot Carroll Stearns en de Amerikaanse sergeant-piloot van een mustang James Wilson (afkomstig uit Marshalltown, Iowa). Deze zes geallieerde militairen maakte deel uit van de groep van achttien piloten en parachutisten die op 18 november vanaf landgoed Old Putten per vrachtauto richting Stroe zijn vervoerd onder het mom van arbeidersvervoer.
Geraadpleegde bronnen:
Thijssen. Het Verscholen Dorp. Ondergronds op de Veluwe 1943-1944. Nieuw Amsterdam, 2019.