Dreiging in Elburg

Op maandagmorgen 18 september 1944 arriveerde in de haven van Elburg een Duits marineschip. Al snel werd duidelijk dat de bemanning eiste dat de Elburger schippers van de vloot zich om 10.00 uur moesten melden om te vernemen wat er van hen werd verwacht. Het was een dag na het begin van de Slag om Arnhem. De Elburger vissers hadden geen enkel vertrouwen in het overleg en besloten eensgezind niet mee te werken aan bevelen van de Duitsers. Vrijwel voltallig vertrokken de vissers uit Elburg en zochten snel een schuilplaats buiten de stad, veelal bij boerengezinnen in Doornspijk, Oostendorp, ’t Harde, Hoge Enk en Oosterwolde. Op enkele boerderijen zaten soms bijna twintig mensen ondergedoken.

Voor het vertrek hadden de vissers de vaartuigen onklaar gemaakt door onder andere helmhouten te verstoppen, de zeilen op te bergen en de motor onbruikbaar te maken door bougies uit te draaien. Vanuit de schuilplekken werd al snel duidelijk dat de Duitsers eisten dat de Elburgers hun vissersvaartuigen naar Stavoren moesten brengen om te voorkomen dat de geallieerden de vaartuigen mogelijk voor oorlogsdoelen zouden gebruiken. Zelf mochten de vissers daarna weer terug naar Elburg vertrekken. De vaartuigen zouden worden ingezet voor troepentransport in verband met de spoorwegstaking.


Ultimatum
Nadat het (eerste) ultimatum verstreken was en niemand was verschenen, werd een uur uitstel verleend. Maar er gebeurde verder niets. Een enkele visser, die nog op zee was, probeerde de dans te ontspringen door te doen alsof ze naar Stavoren zouden varen. Maar zij verdwenen onopvallend uit beeld door hun vaartuig voor anker te leggen op een veilige plek. Alleen de gebroeders Jacob en Thijs Westerink (EB 45), die op maandag 18 september op zee waren en van de omstandigheden niet op de hoogte waren, werden gedwongen om naar Stavoren te varen. De broers zijn echter niet verder gekomen dan de haven van Urk. Na het verstrijken van het ultimatum moest de stadsomroeper verkondigen dat er vijftien mensen zouden worden doodgeschoten als de vissers alsnog niet zouden verschijnen. Het zorgde bij enkele vissers voor enige twijfel, maar ze bleven volharden in hun houding. Ze waren niet bereid om mee te werken met de bezetter, onder geen enkele voorwaarde.

Onderhandelaars
Onder deze dreiging stelden twee Elburger burgers zich beschikbaar om met de Duitsers te onderhandelen. Dat waren dominee H.J. Olthuis en Jan L. de Boer, redacteur van de Elburger Courant. Met grote onzekerheid werd in Elburg afgewacht wat de Duitsers zouden doen. De spanning was haast ondragelijk. Het was angstig stil. Omdat er controles en belemmeringen waren, besloot een groot aantal Elburgers alsnog het stadje te verlaten. Veel mensen in de omgeving van Elburg waren bereid om de Elburgers onderdak te verlenen. Er was sprake van een grote mate van saamhorigheid en betrokkenheid. Vooralsnog gebeurde er in de middaguren niets. Het dreigement om burgers te doden werd veranderd in het plan om enkele botters te vernietigen. De Duitsers probeerden intussen zelf om enkele botters te doen uitvaren, maar dat lukte hen niet.

   
Tot drie maal werd er vervolgens uitstel van het gestelde ultimatum verleend. Eerst tot 13.00 uur, vervolgens tot 18.00 uur en daarna tot 8.00 uur op dinsdagmorgen. In de nacht van maandag op dinsdag konden, vanwege de hoogopgelopen spanning, veel Elburger nauwelijks slapen. Ondertussen waren nog twee Duitse marineschepen de haven binnen gelopen. De onderhandelaars probeerden ondertussen de Duitsers er van te overtuigen om bejaarden, vrouwen en kinderen te sparen en desnoods de vissersvaartuigen mee te nemen. De commandant van de Sicherheitspolizei nam de beide onderhandelaars niet in gijzeling, maar raadde de bevolking aan om rustig te blijven. De Elburger vissers werd geadviseerd om te gehoorzamen en alsnog hun vaartuigen naar Stavoren te brengen.

19 september
Op dinsdagmorgen 19 september omstreeks 7.50 uur vond bij hotel De Bonte Os een korte ontmoeting plaats tussen de Duitse hoofdcommandant en de heren Olthuis en De Boer. Het lukte om uitstel te krijgen tot 14.00 uur onder voorwaarde dat de onderhandelaars met de vissers zouden gaan praten. Kort daarna begaven Olthuis en De Boer zich naar Oosterwolde en hadden een gesprek met Gerard van der Heide en via hem met enkele vissers. Het besluit echter om de schuiten niet naar Stavoren te brengen bleef overeind. Met die boodschap gingen Olthuis, De Boer en Van der Heide naar de commandant. De bijeenkomst vond plaats in de burgemeesterskamer in het stadhuis aan de Van Kinsbergenstraat. Namens de gemeente Elburg was gemeentesecretaris H. de Vries bij de onderhandelingen aanwezig.

   
De commandant moest de ontstane situatie noodgedwongen en met grote tegenzin aanvaarden zoals die was. Hij stelde voor om de hele vloot naar Stavoren te verslepen, maar de onderhandelaars overtuigden hem er van dat dit praktisch gezien onmogelijk was. De onderhandelaars vroegen vervolgens wat het nut en het doel van het overbrengen naar Stavoren van de schepen zou zijn. De commandant gaf aan dat men wilde voorkomen dat geallieerde parachutisten mogelijk met de vaartuigen naar de overkant zouden varen. Volgens hem hadden de schippers van Harderwijk, Bunschoten en Volendam inmiddels gehoor gegeven aan dit bevel. Niemand van hen was iets overkomen. De schippers zouden inmiddels weer veilig thuis zijn.

Resultaat
Op verzoek van de onderhandelaars stelde de commandant een schriftelijke verklaring op, waarin hij degenen die alsnog zouden meewerken niet als saboteurs zou aanmerken. Deze verklaring gold tevens als vrijgeleide voor de reis naar Stavoren. Nadat de heer De Vries de verklaring in het Nederlands had vertaald, gaf de commandant de heer Van der Heide twee exemplaren mee. Om 14.00 uur verliep het ultimatum. Er heerste in de stad en aan de haven een doodse stilte. Nadat eerst een aantal vissersvaartuigen uit woede was beschadigd, vertrokken de drie Duitse marineschepen tegen de avond vanuit de Elburger haven in de richting van De Ketel. Er gebeurde die dag verder niets…

Terugkeer
Na verloop van een aantal dagen keerden de eerste Elburgers terug in het stadje. Er overheerste een zegevierend gevoel. Volgens dominee Olthuis had de commandant zich opgesteld als mens. Olthuis waarschuwde de vissers voor het dreigement dat als men het waagde om eventueel over te steken met parachutisten, de Elburger vloot alsnog in korte tijd door bommen zou worden vernietigd. De enorme spanning heeft Elburg in de derde week van september 1944 flink in de greep gehouden. Mede dankzij de drie onderhandelaars is de dreigende situatie achteraf wonderbaarlijk goed afgelopen. De vasthoudendheid en de moed van de Elburger vissers had diepe indruk op velen gemaakt.

Het duurde nog tot medio oktober voordat de Elburger vissers toestemming kregen om weer uit te varen. Een aantal motoren bleek beschadigd te zijn, maar met de zeilen konden de vissers zich voorlopig behelpen. De kwestie van het vorderen van de schepen speelde gelijktijdig ook in Spakenburg en (deels) in Harderwijk. Het bestuur van de vissersvereniging De Eendracht in Spakenburg besloot, net als in Elburg, de opdracht te weigeren. En ook in Spakenburg werd als represaillemaatregel gedreigd het dorp plat te gooien. Maar ook hier liep de zaak met een sisser af.