Oorlogsslachtoffers begraafplaats Doornspijk

In de nacht van vrijdag 9 op zaterdag 10 april 1943 deed de RAF met 104 Lancasters en 5 Mosquitos een luchtaanval op Duisburg in het Roergebied. Vanwege de dichte bewolking boven het doelgebied was het bombardement achteraf weinig succesvol. De Engelsen verloren deze nacht acht bommenwerpers, allen viermotorige Lancasters. Eén van deze bommenwerpers, de ED 618 SR-X van het 101-ste squadron, stortte neer in het Goor (het gemeenschappelijke weidegebied tussen Elburg en Doornspijk).

Lancaster
De Lancaster 618 SR-X was in de avond van 9 april om 20.20 uur opgestegen van de vliegbasis Holme-on-Spalding Moor in Yorkshire voor zijn eerste operationele missie. Het toestel werd gevlogen door de 23-jarige piloot sergeant John David Steele. Met deze vlucht begon Steele aan zijn vijftiende missie. Aan boord de Lancaster bevonden zich verder de 26-jarige navigator sergeant Michael John Bennet, de 22-jarige bommenrichter sergeant D’Arcy Gould, de 23-jarige boordwerktuigkundige sergeant John Hence, de 21-jarige radiotelegrafist/boordschutter officier Norman James Ritchie, de 23-jarige rugkoepelschutter sergeant Stanley Grundy en de 21-jarige staartschutter sergeant William David George O’Brien.


Aanval
De met bommen geladen Lancaster werd omstreeks 22.45 uur boven Het Goor nabij Doornspijk aangevallen door een Messerschmitt Bf 110. Tijdens deze aanval explodeerde de Lancaster, maar ook de Duitse nachtjager stortte neer. De boordmarconist Heinz Huhn wist zich met een parachute uit de brandende Messerschmitt te redden. De 22-jarige piloot, luitenant Oskar Köstler, verloor bij deze actie het leven. Van de Britse Lancaster overleefde niemand van de zevenkoppige bemanning de crash.

In het op 13 april 1943 opgemaakte proces-verbaal werd de crash als volgt beschreven: De verschillende stukken kwamen met een gierend geluid naar beneden, terwijl de geheele omgeving helder verlicht was. Er werd als het ware een ketting van vuur waargenomen in de lucht. Naar alle waarschijnlijkheid van een brandende benzinetank welke is neergekomen onder de gemeente Doornspijk, dichtbij de grens van Elburg.

’s Zaterdagsmorgens 10 april kon bij daglicht het geval eerst worden overzien. Er bleek toen aan de hand van brokstukken, die onder Elburg lagen, althans werden gevonden, dat neergestort zijn een Duitse jager en een viermotorige Engelsche bommenwerper. Voor zover bekend is de enige overlevende een der Duitsche piloten, die het leven heeft gered door afspringing met zijn valscherm.

De vermoedelijke toedracht is geweest als volgt: De Duitsche jager heeft van zeer dichtbij de bommenwerper aangeschoten, die in de lucht is geëxplodeerd. De jager zelf is toen door een der brokstukken getroffen en beide zijn neergestort. Alles zou zich afgespeeld hebben op een hoogte van ongeveer 6.000 meter. Een volledige opsomming geven van de verschillende stukken die zijn neergestort is onmogelijk door het groote aantal kleine brokken. Wat van de Engelsche bommenwerper is neergevallen onder Elburg ligt nagenoeg geheel in het grasland Het Goor, ter weerszijden van de straatweg naar Nunspeet.   

De zeven Engelse vliegeniers werden op de begraafplaats in Doornspijk ter aarde besteld. Het lichaam van luitenant Oskar Köstler (1920-1943) is uiteindelijk begraven op het Duitse militaire begraafplaats in het Limburgse Ysselstein.

Stoffelijke resten en brokstukken
Bij het aanbreken van de dag werd de omvang van de crash pas goed zichtbaar. Op diverse plekken in de gemeente Doornspijk werden stoffelijke resten van de bemanning gevonden, evenals een groot aantal wrakstukken. Op zaterdag 1 mei 1943 vond goorier Lammert Lokhorst twee fosforbrisantbommen in Het Goor.


Duitse nachtjager
De romp en een aantal delen van de Duitse nachtjager waren terecht gekomen in de Stoopschaar, aan het einde van het Puttenerdijkje. Het lichaam van luitenant Oskar Köstler lag met geopende parachute levenloos naast de wrakstukken. Korte tijd later werd dit lichaam door acht Duitse militairen in een kist gelegd. Nadat ze deze taak hadden volbracht, vuurden de militairen een salvo af boven de kist. Met behulp van twee trailers werden de brokstukken van het vliegtuig afgevoerd.

Markeringspaal
In maart 1980 werd tijdens graafwerkzaamheden in Het Goor (hoek Zuiderzeestraatweg/Flevoweg) de motor van de Lancaster geborgen. Aan de Alikruikweg bij Biddinghuizen werden onderdelen van de bommenwerper geborgen. Op die plek is een markeringspaal (met oranje vliegtuigje) aangebracht.

 

JACK STEELE
Op 17 mei 1994 bracht Ethel G. Northcut met een vriendin een bezoek aan het graf van haar broer Jack Steele in Doornspijk. Jan Kramer, destijds consul van de Oorlogsgravenstichting in de gemeente Elburg, begeleidde de beide dames. Op dezelfde dag bracht het drietal een bezoek aan de leerlingen van de basisschool Mattanja op de Hoge Enk. De leerlingen van groep 8 kregen een uiteenzetting van Ethel Nortcut over het leven en het verongelukken van haar broer in 1943. In dezelfde week werd op de grafsteen van Jack Steel een koperen herinneringsplaatje aangebracht met de inscriptie: We love you Jack. Your sisters Mabel en Ethel.

Op 4 mei 1995 was Ethel Northcut-Steele opnieuw in Nederland. In Doornspijk woonde ze de vijftigste herdenking van het einde van de Tweede Wereldoorlog bij. In een speciale redevoering stond wethouder A. Lok stil bij de dood van Jack Steele. De fanfare van de Doornspijkse muziekvereniging Juliana speelde naast het Wilhelmus dit keer ook het Canadese volkslied.