Verzetsgroep Doornspijk
Ook in Doornspijk was tijdens de oorlogsjaren een verzetsgroep actief. Deze stond bekend onder de naam Klarenbeek. De kern van de LO-verzetsgroep in Doornspijk bestond uit Co Broekhuis, Arie Hoekerd, Lodewijk Gerard Theodoor (Loed) Creutzberg, Lodewijk Uitham, Willem Wolffensperger en Antonie de Graaf. Het verzetswerk in Doornspijk begon allemaal in het vroege voorjaar van 1943 met het verspreiden van illegale bladen, waaronder Het Parool. Van een organisatie was op dat moment nog geen sprake. Iedereen deed het verzetswerk op eigen houtje. Daarin kwam in de zomer van 1943 verandering, toen Piet Vercouteren (Piet van Wijngaarden) uit Elburg contact legde met Lodewijk Uitham (Gijs) uit Doornspijk. Vercouteren nodigde Uitham uit voor het bijwonen van een vergadering in Oldebroek bij Hendrik Boeve (De Ruiter). Vanaf dat moment begon een voorzichtige samenwerking tussen de verzetsgroepen in Elburg, Doornspijk en Oldebroek.
Loed Creutzberg
Lodewijk Gerard Theodoor (Loed) Creutzberg werd geboren op 18 december 1920 te Nijmegen. Hij was de jongste van het gezin. Zijn vader, ds. J.J. Creutzberg, was Hervormd predikant in Nijmegen. Loed Creutzberg had al op jonge leeftijd plannen om vliegenier te worden. Tegenvallende schoolresultaten leken die droom echter in de weg te staan. Sinds 1938 zat Loed in Amsterdam op kamers en volgde hij onderwijs aan de ETS (Electro Technische School). Maar ook die studie was niet echt succesvol. In 1940 werd Loed als dienstplichtig militair gemobiliseerd en geplaatst bij het Korps Genietroepen in Rotterdam. Na de demobilisatie kwam Loed in het verzet in Amsterdam terecht.
Vanaf november 1942 woonde Loed Creutzberg bij de familie Laman Trip in Scheveningen. In april 1943 vertrok hij met dit gezin naar de familie Bruins in Doornspijk. In Doornspijk raakte Loed Creutzberg volop betrokken bij het verzetswerk. Loed werd hoofdverspreider van de illegale bladen Trouw en Strijdend Nederland. Hij hielp bij het vervoer en het onderduiken van neergekomen, geallieerde piloten. Loed zorgde voor bonkaarten, zat in de Raad van Verzet (RVV) en raakte volop betrokken bij de LKP (Landelijke Knokploegen). Loed saboteerde onder andere munitie- en wapentreinen door spoorbanen op te blazen. Hij was op 17 juli 1944 mede betrokken bij de overval op het distributiekantoor in Wezep. Ook voor de ondergrondse in Nunspeet was Loed actief. Vanaf eind september 1944 was Loed commandant bij de Stoottroepen van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Kort na de bevrijding vertrok Loed naar Engeland om opgeleid te worden als piloot bij de Royal Airforce. Op 15 mei 1945 schreef hij vanuit Engeland zijn eerste enthousiaste brief naar zijn ouders in Nijmegen. Maar het noodlot sloeg toe. Loed Creutzberg verongelukte op 28 juli 1945 op 24-jarige leeftijd in de omgeving van zijn basis in Wolverhampton. Loed Creutzberg werd begraven op de Borough Cemetery in Wolverhampton. De diep bedroefde ouders van Loed benoemden in een rouwadvertentie het volgende: God heeft hem bewaard de vijf jaren van de bezetting, waarvan hij de laatste twee jaar met gevaar van eigen leven zeer velen heeft mogen helpen. Zijn grote wensch was vliegenier te worden. Die wensch was in vervulling gegaan door zijn opname bij de luchtmacht in Engeland. Zijn brieven uit Engeland waren stralend. God heeft anders gewild. Hij vergist Zich nooit. We hebben genoten van Gods geschenk. Nu heeft Hij hem tot Zich genomen. God helpe ons Zijn Naam te loven. De familie Creutzberg had op 20 februari 1942 al zoon Karel verloren. Karel Frederik Creutzberg (1908-1942) was legerpredikant in het KNIL en werd in februari 1942 door de Japanners in Balikpapan vermoord.
Lodewijk Uitham
Lodewijk Uitham werd op 15 juli 1911 geboren in het Groningse Euvelgunne (Noorddijk). Zijn ouders waren Cornelis Uitham (landbouwer) en Sophia Brust. Hij was sinds 2 maart 1933 getrouwd met Aaltje Janke Freije. Lodewijk Uitham was aanvankelijk chauffeur. Later vestigde hij zich in Doornspijk en runde het café Halfweg. Dat combineerde hij met zijn werk als benzinepomphouder. Tijdens de oorlogsjaren sloot Lodewijk Uitham zich aan bij de LO. Hij verrichtte diverse verzetsactiviteiten zoals het verspreiden van illegale bladen en hulpverlening aan onderduikers. Lodewijk Uitham stierf op 9 augustus 1993 te Zwolle.
Co Broekhuis
Jacobus Johannes (Co) Broekhuis werd geboren op 16 december 1915 in Barneveld. Hij trouwde in 1938 met Jannetje Groothuis (1911-2003). Uit hun huwelijk werden uiteindelijk zeven kinderen geboren. Co Broekhuis was vanaf zijn twintigste levensjaar kapper. In april 1936 zette hij een grote stap door zich als zelfstandig kapper te vestigen in Doornspijk. Een jaar daarvoor was kapper De Lange uit Doornspijk. Hij vestigde zich op ’t Harde. Kapper Broekhuis begon in een gehuurd pand van Beert van der Weide. In de heersende economische crisis werd weinig verdiend ondanks het harde werken. In 1941 kocht Co Broekhuis voor 3.500 gulden de oude boerderij van Jacob Lokhorst met het plan om in dit pand de kapperszaak voort te zetten.
Zover kwam het echter niet. Nog in hetzelfde jaar brandde de woning af na een bombardement met fosforbommen. Ook het nabijgelegen huis van kolenboer Aart van Zeeburg werd door de bommen vernietigd. Eind veertiger jaren werd op het terrein van de voormalige boerderij een nieuw pand gebouwd. Naast de kapperszaak kwam in het pand ook een galanteriewinkel met onder andere potten, pannen, speelgoed en boeken. Nog steeds is op deze plek een kapperszaak (Martins Haarmode) gevestigd. Co Broekhuis deed tijdens de oorlog verzetswerk door onder andere voedselbonnen te verspreiden. Daarnaast ging hij met regelmaat naar het onderduikerskamp in de bossen van Vierhouten om mensen te knippen. Daarnaast knipte Broekhuis joodse onderduikers bij Stevens in Elburg en bij Boeve in Oldebroek. Bij de weduwe Docter-Scholten in Oostendorp knipte Broekhuis in het geheim de Engelse piloot Eric John Davies. Zelfs in Apeldoorn was Broekhuis als kapper actief.
Tijdens de spoorwegstaking was het enig moment niet meer veilig om thuis te wonen. Co Broekhuis heeft toen een aantal nachten in Barneveld doorgebracht. Tijdens zijn verblijf in Barneveld werd Broekhuis gevraagd of hij een onderduikadres zou kunnen regelen voor een vrouw, die uit een trein ontsnapt was in de bossen rondom Apeldoorn. Het bleek om mevrouw Strykowski (afkomstig uit Polen) uit Den Haag te gaan. Haar man was naar Zwitserland gevlucht, terwijl haar twee dochters elders waren ondergedoken. Nadat ze eerst bij de familie Broekhuis werd opgevangen, werd ze ondergebracht bij de familie Bos aan de Oude Hogeweg. Door de familie Broekhuis werd ze al gauw Tante Bos genoemd. Na enige tijd kwamen ook de dochters Sonja en Esther naar Doornspijk. Zij verbleven enige tijd bij de familie Broekhuis, totdat het te gevaarlijk voor ze werd. Vervolgens werden ze op een ander onderduikadres ondergebracht.
In april 1946 kreeg Co Broekhuis een bijzondere onderscheiding. Van de directie van de Nederlandse Spoorwegen ontving hij een plaquette voor zijn hulp, verleend tijdens de spoorwegstaking. Op 12 februari 1947 werd in Palestina (later Israël) door het Joods Nationaal Fonds een boom geplant door de familie Strykowski. Uit dankbaarheid werd deze boom op naam gezet van J.J. Broekhuis. De band met de familie Strykowski bleef ook na de oorlog. Op 12 april 1964 was het echtpaar Broekhuis in de synagoge te Den Haag aanwezig bij het huwelijk (Choepah) van Esther Strykowski en Nathan Yellon. Op 23 april 1982 kreeg Co Broekhuis voor zijn vele verzetsactiviteiten het verzetsherdenkingskruis uitgereikt. Co Broekhuis overleed op 9 maart 2007 op de leeftijd van 91 jaar.
Antonie de Graaf
Antonie de Graaf werd geboren op 30 december 1893. Na het behalen van zijn onderwijzersdiploma werd Antonie de Graaf in 1911 onderwijzer aan de Hervormde lagere school in Doornspijk. Antonie de Graaf trouwde op 22 november 1923 met Elisabeth (Lijs) Smit (1886-1944) uit Vaassen. Uit dit huwelijk werd op 2 september 1929 een dochter Henderiekje (Riekje) geboren. Begin februari 1944 raakte Lijs de Graaf-Smit betrokken bij een ernstig ongeluk met een op hol geslagen paard. Ze stierf kort daarna -op 5 februari 1944- in een ziekenhuis in Zwolle aan haar verwondingen.
Na de oorlog -op 25 april 1946- trouwde Antonie de Graaf met Janke Akke (Jannie) Postma (1910-1973), afkomstig uit Leek (Gr.). Uit dit huwelijk werden drie dochters en een zoon geboren. Jannie Postma was vanaf 1930 onderwijzeres op de Hervormde lagere school in Doornspijk en in die functie een collega van haar (latere) man. Jannie regelde tijdens de oorlog onderduikadressen in Doornspijk voor haar broers Dirk en Wim Postma en ook voor Derk de Boer. Antonie de Graaf was tijdens de oorlogsjaren lid van de verzetsgroep Doornspijk. Via de LO zorgde hij voor distributiebonkaarten en verleende hij hulp aan onderduikers. Ook verspreidde hij met regelmaat illegale krantjes.
Het gezin De Graaf woonde in een tuinmanswoning van het landgoed Klarenbeek (eigendom van de familie Volker van Waverveen) aan de Zuiderzeestraatweg West 71. Tijdens de oorlog kreeg de familie Hoek uit Katwijk (evacués) onderdak bij de familie De Graaf. Daarnaast zaten tijdens de oorlog twee neven van de familie De Graaf, Leo Smit en Herman de Graaf, ondergedoken in het pand Zuiderzeestraatweg West 71. Ze sliepen op de bovenverdieping. Heel spannend was het dat er ook nog enige tijd in dezelfde woning een Duitse officier was ingekwartierd, maar deze man verkeerde regelmatig in beschonken toestand. Antonie de Graaf nam ook korte tijd Betty Siebzehner (pleegdochter van de familie De Lange) op in zijn huis. Door bemiddeling van meester De Graaf kon Betty onderduiken bij dominee Veltman in Den Bosch.
Antonie de Graaf zorgde ook voor een onderduikadres voor het in Doornspijk wonende Joodse echtpaar Hartog en Suze de Lange. Zij vonden een veilige plek bij het echtpaar Van de Put aan de Kroonlaan in Nunspeet en overleefden daar de oorlog. Meester Antonie de Graaf bleef tot zijn pensionering (in 1958) werkzaam aan de Hervormde lagere school in Doornspijk. Hij kreeg op 24 april 1963 een koninklijke onderscheiding. Daarbij werd ook gememoreerd aan zijn verzetsactiviteiten tijdens de oorlogsjaren. Antonie de Graaf stierf op 27 april 1973 op de leeftijd van 79 jaar.
Willem Wolffensperger
Willem Wolffensperger was tijdens de oorlog actief als hulparts van dokter Bruins. Hij woonde gedurende de oorlogsjaren in de villa Klarenbeek. Willem Wolffensperger werd geboren in Zwolle. Hij trouwde met Klazina von Baumhauer, dochter van de Amsterdamse advocaat mr. E.H. von Baumhauer, die in Vierhouten in de karakteristieke villa Huize Vierhouten woonde. Von Baumhauer was een van de oprichters van het onderduikerskamp in Vierhouten (Verscholen Dorp). Tijdens de oorlog kwam Willem Wolffensperger (via dokter Van Loon uit Nunspeet) als assistent-arts (bijna afgestudeerd) in dienst bij dokter Bruins in Doornspijk. Vanaf 1943 raakte Wolffensperger via zijn schoonvader als arts actief betrokken bij het onderduikerskamp. Hij behandelde in het geheim zieke onderduikers. Met een wapendropping in 1944 op de Noorderheide (Vierhouten) lukte het zelfs om penicilline te krijgen, die door Willem Wolffensperger werd toegediend aan patiënten in het Verscholen Dorp.
Samen met dokter Bruins was Wolffensperger ook betrokken bij de hulp aan neergeschoten piloten. Na de oorlog scheidde Wolffensperger van zijn vrouw. Hij vertrok als legerarts naar Semarang (Indonesië). Na terugkeer in Nederland werkte Willem Wolffensperger als anesthesist in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Daar leerde hij omstreeks 1950 de arts Guusje Rübsaam kennen, met wie hij in 1953 trouwde. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren. Willem Wolffensperger stierf in 1969 op 54-jarige leeftijd.
Derk Jan Bruins
Een belangrijke rol op de achtergrond van het verzetswerk in Doornspijk speelde dokter Derk Jan Bruins (1907-1996). Hij was op papier niet aangesloten bij de LO maar ondersteunde het verzetswerk vanuit de villa Klarenbeek aan de Zuiderzeestraatweg. Deze villa huurde de familie Bruins van de familie Volker van Waverveen. Derk Jan Bruins was in de periode 1935-1973 huisarts in Doornspijk. Hij was getrouwd met Jeannette Marie Wentink (1910-1992), die net als haar man ook arts was. In april 1943 kwam de familie Laman Trip uit Scheveningen bij de familie Bruins inwonen. De Duitse bezetter had eind 1942 besloten om Scheveningen en een deel van Den Haag te ontruimen en de woningen te slopen in verband met de aanleg van de Atlantikwall, een verdedigingslinie die liep van Noorwegen tot Noord-Spanje. De familie Laman Trip kende de familie Volker van Waverveen. Zodoende kwamen ze in de villa Klarenbeek in Doornspijk terecht. Met dit gezin kwam ook Loed Creutberg mee.
Eind september 1944 kwam ook de familie Vink uit Arnhem in de villa van dokter Bruins inwonen. Het waren evacués die na de Slag om Arnhem moesten vluchten. In Doornspijk waren vanaf september 1944 honderden evacués ingekwartierd. Die woonden tijdelijk in schoolgebouwen, bij mensen thuis of in kerkgebouwen. Vanaf het moment dat Loed Creutzberg betrokken raakte bij het verzet, werd het voor de familie Bruins gevaarlijker. Loed werd lid van de LKP en ging actief meewerken met het verzet. Aanvankelijk hielp hij met het verspreiden van distributiebonkaarten. Later hielp hij ook bij het overvallen van distributiekantoren en het opblazen van spoorbanen. Bij een inval in de villa Klarenbeek werd door de Duitsers duidelijk aangegeven dat ze Loed zochten, maar een uitgebreide huiszoeking leverde niets op. Loed had deze inval zien aankomen en was op tijd vertrokken. Dokter Bruins werd echter meegenomen naar een kazerne in Ermelo. Een week later kwam hij weer vrij vanwege zijn onmisbaarheid als arts in Doornspijk.
Dokter Bruins had tijdens de oorlogsjaren een DKW-auto. Naarmate de oorlog vorderde maakte dokter Bruins vanwege benzineschaarste steeds minder vaak gebruik van de auto. Veel visites werden gedaan met de fiets of per motorfiets. Alleen bij slechte weersomstandigheden werd de auto nog gebruikt. Vanwege zijn werk arts werd de auto van dokter Bruins niet gevorderd door de Duitsers. Na Dolle Dinsdag (5 september 1944) veranderde echter alles. Omdat Bruins bang was dat zijn auto zou worden gevorderd, besloot hij deze te verstoppen. Op de boerderij van de familie Van Zeeburg (Soppenhof) werd de auto onder het stro verborgen. Tijdens de bevrijding kwam de auto weer tevoorschijn.
Arie Hoekerd, Johannes van de Brake en Jan Krooneman
Drie verzetsmensen die in de oorlogsjaren veel ondernomen hebben waren Arie Hoekerd, Johannes van de Brake en Jan Krooneman. Ze werkten regelmatig samen. De drie hielden zich onder andere bezig met het verspreiden van illegale krantjes, het regelen van bonkaarten en het vervoer van wapens. Vele nachten waren ze op pad. Arie (officiële naam Arend) Hoekerd (1922-1989) was een zoon van Steven Hoekerd en Aaltje van ’t Oever. Hij woonde met zijn ouders aan de Vaarbekerweg. Na de oorlog trouwde hij met Willemina (Mientje) Sneller. Arie Hoekerd stond bekend als fanatiek in zijn verzetsactiviteiten, met name bij het verspreiden van illegale krantjes. In het laatste oorlogsjaar was hij actief bij de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten.
Johannes van de Brake (1916-1982) was actief als dienstplichtig militair in de eerste oorlogsdagen. Hij vocht bij de Moerdijkbrug, maar werd krijgsgevangen gemaakt. Na enkele weken kwam hij vrij. Johannes van de Brake hield zich tijdens de oorlogsjaren onder andere bezig met het vervoer van munitie en het verbergen van onderduikers. Aan het eind van de oorlog was hij verbonden aan de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS).
Jan Krooneman (1911-1949) was de oudste zoon van Jan Krooneman (1885-1945) en Willempje Bonhof (1890-1972). De familie Krooneman woonde aan de Haerderweg. Jan vocht de eerste oorlogsdagen als dienstplichtig militair. Dat zette kwaad bloed bij hem tegenover de Duitse bezetters. Al gauw raakte hij betrokken bij het verzet. Jan was getrouwd met Gerrigje Timmer (1913-1989) en had een groot gezin. Het gezin Krooneman woonde aan de Verbindingsweg in Doornspijk. Jan was boswachter en jachtopziener en had daarnaast nog wat vee. In de nachtelijke uren deed hij vaak verzetswerk.
Jan Krooneman stond er om bekend nergens bang voor te zijn. Tot drie werd hij gearresteerd, maar telkens wist hij te ontsnappen. Voordeel was dat hij de Duitse taal beheerste. Op een avond wilden de Duitsers hem thuis arresteren, maar met hulp van een waarschuwing van politieman Timmer wist Jan nog net op tijd via de achterdeur te ontsnappen. Hij vluchtte via de weilanden en lag een dag en een nacht verborgen in een duiker in Het Goor. Na de oorlog had Jan Krooneman veel last van een oorlogstrauma. Hij had er spijt van betrokken te zijn geweest bij de liquidatie van enkele Duitse soldaten. Jan kwam het niet meer te boven. Hij stierf op 2 december 1949 op de leeftijd van slechts 38 jaar. Zijn vrouw Gerrigje Timmer bleef met negen kinderen achter. Korte tijd na zijn dood werd nog een tiende kind geboren.
Gerrit Wiessenberg
Gerrit Wiessenberg (1919-2013) uit Hattem zat tijdens de oorlog ondergedoken bij de familie G. van den Bosch aan de Zuiderzeestraatweg. Hij werkte onder de schuilnamen Jack Lindgreen of Lange Henk. Gerrit onderbrak in 1942 zijn studie vanwege de oorlogsomstandigheden. In 1943 sloot hij zich aan bij de LO-afdeling Doornspijk. Wiessenberg hield zich onder andere bezig met hulp aan piloten, ondersteunde het verzetswerk van Marinus Post (Evert) en was als groepscommandant verbonden aan de verzetsgroep Klarenbeek.
Gerrit Wiessenberg werkte tijdens de oorlogsjaren met een vervalst persoonsbewijs. In oktober 1946 werd Wiessenberg bevorderd tot luitenant. Kort daarna vertrok luitenant Wiessenberg met het schip Johan van Oldenbarnevelt naar Nederlands-Indië. Gerrit Wiessenberg was getrouwd met Jantje Muntendam uit Doornspijk, dochter van Edo Muntendam (opzichter bij de gemeente Doornspijk) en Dirkje Hidding. Uit hun huwelijk werd in 1946 zoon Jan Edo geboren. Op latere leeftijd kreeg Gerrit Wiessenberg voor zijn illegale werk tijdens de oorlogsjaren het Verzetsherdenkingskruis.