Maud en Rita Peper

Maud Peper werd op 24 januari 1936 geboren te Amersfoort. Haar ouders waren Hartog (Harry) Peper en Lili Eschwege (afkomstig uit Frankfurt am Main). In dit gezin werd op 23 februari 1938 nog een dochter Rita geboren. De familie Peper had een restaurant in Amersfoort. Ten gevolge van de dreigende oorlogsomstandigheden moest het gezin Peper in 1942 onderduiken.

Onderduiken in Oldebroek
Via Jan Kanis (een oud-Oldebroeker die in Amersfoort woonde) kwamen Maud en Rita Peper terecht bij de familie Spronk op de boerderij Zuiderzeestraatweg 366 in Oldebroek. Hendrik Spronk en Jacoba (Coba) Flier hadden geen kinderen en waren al op leeftijd. Daar leek het voor Maud en Rita veilig. Ze kregen andere namen: Marrigje en Rika Spronk. Er werd hun duidelijk gemaakt dat ze nichtjes waren van de familie Spronk en dat ze in Oldebroek verbleven vanwege een bombardement op hun ouderlijk huis. Voor Hendrik Spronk en Coba Spronk-Flier golden de woorden uit Jesaja 16 vers 3: Verberg de verdrevenen, verraad de vluchtelingen niet. Coba Spronk-Flier was er van overtuigd dat God het niet over Zijn kant liet gaan dat Zijn volk werd aangetast. God zou dat naar haar mening niet toelaten.

   
Bevrijding in Elburg
Eind 1944 dreigden er razzia’s in Oldebroek. Voor de beide Joodse meisjes werd het te gevaarlijk om bij de familie Spronk te blijven. Via de verzetskring in Elburg kwamen de zusjes Peper eind december 1944 bij de familie Westerink in het pand Beekstraat 3 terecht. Hier overleefden de zusjes Peper de oorlog en maakten ze de bevrijding mee. Na de oorlog werd het gezin Peper herenigd. Het restaurant in Amersfoort was door een NSB-er overgenomen. Het kostte Hartog Peper de nodige moeite om zijn pand terug te krijgen. Moeder Peper had uit veiligheidsoverwegingen alle papieren verbrand. En er was al vanuit gegaan dat de familie Peper de oorlog niet overleefd zou hebben… Maud en Rita waren door de oorlog hun identiteit een beetje kwijtgeraakt. Ze waren gewend om naar de kerk te gaan. Maar hun ouders maakten de meisjes duidelijk dat ze Joods waren en op zaterdag naar de synagoge gingen.

Emigratie naar de VS
In 1950 besloot de familie Peper te emigreren naar de Verenigde Staten. Ze vestigden zich in New York City. Enige tijd later leerde Maud haar man Hans Dahme kennen. Hij was van oorsprong een Duitse immigrant, een christen en werkzaam als vliegenier bij Pan Am. Na hun huwelijk in 1957 vestigden Maud en Hans zich in New Jersey. Ze kregen vier kinderen (een zoon en drie dochters) en negen kleinkinderen.

Educatie over de Holocaust
Maud ging als vrijwilligster werken voor de New Jersey State Board of Education waar ze uiteindelijk opklom tot president. Ze legde zich speciaal toe op Holocaust-educatie voor studenten, volwassenen en docenten. Via congressen, scholenbezoeken en excursies naar Europa doceerde Maud over de betekenis van de Holocaust in Europa. Tijdens haar reizen naar Europa bezocht Maud uiteraard het voormalig kamp Auschwitz. In Nederland werden Westerbork, Amsterdam, Vierhouten, Oldebroek en Elburg aangedaan. Na een periode van 24 jaar stopte Maud in oktober 2007 met haar werkzaamheden. Maar de reizen naar Europa gingen door. Tot 2020, het jaar waarin het reizen werd beperkt vanwege de corona-pandemie.

Eredoctoraat
Op 12 mei 2012 kreeg Maud Dahme een eredoctoraat aangeboden door het Saint Elizabeth College in Convent Station (New Jersey) vanwege haar grote verdiensten met betrekking tot haar inspanningen in het onderwijs aan jongeren de geschiedenis van de Holocaust in de Verenigde Staten bekendheid te geven. Een zeer eervolle onderscheiding! In de zomer van 2019 was Maud Dahme-Peper opnieuw vanuit de staat New Jersey (V.S.) met een groep studenten en docenten op bezoek in Nederland. Op 2 augustus 2019 zijn er opnames gemaakt bij haar onderduikadres aan de Zuiderzeestraatweg 366 in Oldebroek (familie Spronk) en bij haar onderduikadres aan de Beekstraat 3 (familie Westerink) in Elburg.

In onderstaand filmpje vertelt Maud bij beide onderduikadressen over haar oorlogsherinneringen, maar ook over haar onuitsprekelijke vreugde die ze heeft beleefd tijdens de bevrijding van Elburg, op 19 april 1945.