Jetje en Betje Härtz

Begin 1943 besloten Benjamin Härtz (1903-1975) en zijn vrouw Roosje Härtz-Meiboom (1905-1989) met hun drie kinderen onder te duiken. Een oproep om zich voor de Arbeitseinsatz in Duitsland te melden, deed Benjamin Härtz en zijn gezin besluiten om een veilig heenkomen te zoeken. De familie Härtz woonde tot op dat moment in Harderwijk. Benjamin en Roosje waren in 1929 getrouwd. Uit hun huwelijk werden drie kinderen geboren: Jetty (Jetje) (1930), Betje (Bep) (1932) en Hartog (Harry) (1936) geboren.

           
Onderduikperiode in Vierhouten
Het gezin Härtz woonde op de Markt 2. Daar hadden ze een winkel waar onder andere lakens, slopen, dekens en werkkleding werden verkocht. Boven deze winkel was het woonhuis. Na eerst nog even op andere adressen gezeten te hebben, dook de familie Härtz onder bij het echtpaar Bakker (opa Bakker en tante Cor) aan de Albertlaan te Nunspeet. Via hen kwamen ze uiteindelijk terecht in het onderduikerskamp (Pas-Op-Kamp) in de bossen nabij Vierhouten. Op zondag 29 oktober 1944 werd het kamp ontdekt door een tweetal Duitse SS-ers. De onderduikers vluchtten daarop uit angst naar alle kanten de bossen in. De familie Härtz hield zich aanvankelijk schuil in het bos. Uiteindelijk werden zij herenigd. Ze kwamen tijdelijk terecht in een schoolgebouw in de gemeente Ermelo (buurtschap Horst of Telgt). Kort daarna werd het gezin met een vrachtwagen van de voedselvoorziening naar verschillende onderduikadressen vervoerd.

Onderduikperiode in Elburg
De zusjes Härtz kwamen in Elburg terecht, maar wel op twee verschillende adressen. Betje Härtz kwam terecht bij de familie Deetman aan de Ellestraat 30. Jetje Härtz, de oudste van de zusjes, kreeg onderdak bij de familie Hulst aan de Noorderwalstraat 3. Ze had als schuilnaam Elly. Via Aart Hulst waren de zusjes Härtz naar Elburg gebracht voor onderdak. Doordat ze dicht bij elkaar ondergedoken zaten hadden Jetje en Betje regelmatig contact met elkaar. In Elburg maakten de zusjes Härtz op 19 april 1945 de bevrijding mee.