Ies en Jannie Winnink

Familie Winnink
Isaac Winnink werd op 23 augustus 1906 geboren te Amsterdam. Zijn ouders waren Meijer Winnink en Sara van Wezel. Marianne Emden werd op 14 september 1909 eveneens in Amsterdam geboren. Haar ouders waren Hijman Emden en Keetje van Kolm. Isaac (Ies) Winink en Marianne (Jannie) Emden trouwden op 14 februari 1934. Uit dit huwelijk werd op 9 november 1939 zoon Martin geboren. De ouders van Isaac Winnink werden op 13 maart 1943 in Sobibor vermoord en de ouders van Marianne Winnink-Emden werden drie weken later, op 2 april 1943, eveneens in Sobibor vermoord.

Onderduik
Toen in december 1942 Jacques Heilbron, de zwager van Marianne Winnink, werd opgepakt, besloten Isaac, Marianne en Siena Heilbron-Emden (de zuster van Marianne) de kinderen te laten onderduiken. Het zoontje van het echtpaar Winnink, Martin, en het dochtertje van Siena Heilbron-Emden, Fia (1937), werden door de verzetsstrijdster Eelkje de Boer naar een onderduikadres in Zuid-Limburg gebracht. Gedurende de oorlogsjaren zaten ze ondergedoken in Hoensbroek en Klimmen-Ransdaal. Eelkje de Boer zorgde er daarna ook voor dat Ies en Jannie Winnink onder de schuilnamen Arthur Braun en Pietertje Vlieger in januari 1943 konden onderduiken op de boerderij bij Jan Spronk aan de Vierhuizenweg te Oldebroek. Ook Siena Heilbron vond op dit adres een veilig onderkomen. Jan Spronk was landbouwer en ongehuwd. Vanuit zijn geloof voelde Jan zich betrokken bij het lot dat de Joden in de oorlog moesten ondergaan. In de loop van 1943 werd ook het 14-jarige Joodse meisje Victorina Roosje Jacobs nog op de boerderij van Jan Spronk opgenomen. Vier onderduikers op één boerderij.

           
Huiszoeking
Op 15 december 1944 ging het mis. Via de deel drongen Duitse soldaten de boerderij binnen. Jannie Winnink, Siena Heilbron en Victorina Roosje Jacobs wisten nog snel via de voordeur te vluchten. Ies Winnink en Jan Spronk kregen die kans niet meer. Beiden moesten tegen de binnenmuur van de stal met hun handen ophoog staan. Een kort verhoor leverde niets op. In de boerderij, in de hooiberg en in de schuur werd niets verdachts gevonden. Tot hun verbazing verdwenen de Duitse soldaten en werden Jan Spronk en Ies Winnink achtergelaten. De volgende dag werden Ies en Jannie Winnink en Siena Heilbron uit veiligheidsoverwegingen naar de boerderij van Jannes Vaessen aan de Bovendwarsweg gebracht. Daar verbleven ze ongeveer een week lang in het bos, in een groot gat onder de grond. Daarna werden de drie door leden van de verzetsgroep Oldebroek tijdens een barre sneeuwjacht op een transportfiets naar Elburg gebracht.

Familie Hulst
Via verzetsman Jaap Deetman werd het echtpaar Winnink ondergebracht bij het echtpaar Jan Hulst en Riek Hulst-de Vries aan de Beekstraat 32 in Elburg. Siena Heilbron vond onderdak bij de familie Pruis aan de Beekstraat 13. Later kwam ze terecht bij het echtpaar Verhoef in het pand Beekstraat 48 A. De familie Winnink maakte op 19 april 1945 in Elburg de bevrijding mee. Daarmee kwam een einde aan een angstige tijd. Niet bekend was echter of zoon Martin en zijn nichtje Fia de oorlog hadden overleefd. Een lange zoektocht begon. Ies Winnink schreef talloze brieven om informatie, onder andere naar parochies door het hele land. Pastoor Kremer reageerde dat er in Ransdaal een meisje was dat aan de beschrijving voldeed, maar Fia Eggen heette. Op 28 mei 1945 reisde Ies naar Ransdaal en trof daar inderdaad Fia Heilbron aan. De pleegouders van Fia wisten waar haar neefje Martin verbleef en zo kon enkele dagen later de terugreis naar Elburg gemaakt worden, waar beide kinderen met hun moeders Jannie en Siena konden worden verenigd. De band tussen de familie Winnink en de familie Hulst is na de oorlog blijven bestaan.