Familie Förster

De Joodse familie Förster vestigde zich in 1834 te Elburg. Nathan Förster kwam in dat jaar als godsdienstonderwijzer/voorzanger naar Elburg. Hij was omstreeks 1786 geboren in Gross Glogau in Pruisisch Polen. Zijn ouders waren Izaak Förster en Betje (geslachtsnaam onbekend). Nathan Förster was naast zijn functie van rabbijn ook chazzan (voorzanger), sjoucheet (ritueel slachter) en godsdienstonderwijzer.

Nathan Förster en Schoontje van Leeren
Nathan Förster trouwde in 1834 met Schoontje van Leeren, dochter van Leezer van Leeren en Eva Frank. Schoontje was in 1813 geboren te Vreden (Pruisen). Nathan Förster had als voorganger/voorzanger een jaarsalaris van 208 gulden. Daarnaast ontving hij een salaris als onderwijzer. Tot zijn dood bleef dit salaris ongewijzigd. Nathan Förster stierf op 4 juni 1861 te Elburg op de leeftijd van 75 jaar. Schoontje van Leeren ontving na het overlijden van haar man een pensioen van 104 gulden per jaar dat door vier gegoede gemeenteleden werd opgebracht. Dat waren Mozes Manuel Wolff, Levie Joël Cohen, Jacob van Hamberg en Berend Manuel Wolff. Hun goedgeefsheid was een blijk van waardering en achting voor de overleden rabbijn Nathan Förster. Schoontje van Leeren stierf op 5 februari 1872 te Elburg op de leeftijd van 58 jaar. Nathan Förster en Schoontje van Leeren kregen vijf kinderen. Het vierde kind was Joachim Mozes. Hij werd geboren op 3 mei 1841 te Elburg. Hij was de vader van Isidor en zijn drie ongehuwde zusters Schoontje, Janette en Carolina.

   
Joachim Mozes Förster en Hendrina van Gelder
Joachim Mozes Förster werd geboren op 04-05-1841 te Elburg. Hij trouwde op 24-12-1863 te Elburg met Hendrina van Gelder, dochter van Joseph Benedictus van Gelder (slager) en Carolina Sanders uit Eibergen. Getuigen bij dit huwelijk waren Levie Joël Cohen (koopman), Heiman Vecht (slager), Hermen Hulst (klerk) en Alexander Siskind Förster (koopman). Hendrina van Gelder werd geboren op 27-12-1838 te Eibergen. Ze stierf te Elburg op 6 december 1926 op de leeftijd van bijna 88 jaar. Joachim Mozes Förster had een winkel in galanterieën en was tevens koopman. Hij had een winkel aan de Jufferenstraat 10, maar ook het pand 5 was zijn eigendom. Opmerkelijk is het dat Joachim Mozes Förster vele jaren dienst deed als voorzanger in de Joodse gemeente van Hattem. Joachim Mozes Förster stierf op 7 juni 1912 op de leeftijd van 71 jaar.

Gezin Förster
Uit het huwelijk van Joachim Mozes Förster en Hendrina van Gelder werden zeven kinderen geboren: Schoontje (1866; ongehuwd), Janette (1867; ongehuwd), Nathan (1870; vertrokken naar Nijkerk), Jozeph (1872; overleden in 1873), Carolina (1874; ongehuwd), Jozeph (1876; vertrokken naar Diepenheim) en Isidor (1878; ongehuwd). Tot 1943 woonden in het pand Jufferenstraat 10 de drie ongehuwde zusters Schoontje, Janette (keerde in 1936 vanuit Rotterdam terug naar haar geboorteplaats Elburg) en Carolina Förster met hun ongehuwde broer Isidor. Anna Schapira woonde geruime tijd als pleegdochter bij de familie Förster. Ze had er een goed leven.


Kamp Vught
De Försters leefden voornamelijk van de galanterieënwinkel. Toen in de oorlog het gevaar dreigde, kregen ze van de verzetsgroep Elburg het aanbod om onder te duiken. Verzetsleider Piet Vercouteren heeft nog persoonlijk op de Försters ingepraat, maar het leek hun echter te onzeker. “Daar begin ik niet aan, dan weet ik niet wat ons boven het hoofd hangt”, verwoordde Isidor de gevoelens. Aan zijn voorwaarde om niet op twee verschillende adressen ondergebracht te worden, kon vanwege het gevaar niet worden voldaan. De Försters besloten daarom bij elkaar te blijven. Op 5 en 6 april 1943 kwam de maatregel dat alle joden de Nederlandse provincies moesten verlaten en zich moesten melden in Kamp Vught. Gezamenlijk werden Isidor Förster en zijn drie zusters op 9 april 1943 uit Elburg per rijtuig van Van Loo opgehaald en naar station Nunspeet gebracht. Per trein reisden de Försters naar Utrecht waar ze nog een kortstondige ontmoeting hebben gehad met Anna Schapira. En via Utrecht kwamen ze nog dezelfde dag aan in Kamp Vught.


Overlijden van Janette Förster
Janette Förster verbleef slechts twee weken in Kamp Vught. Op 25 april 1943 om kwart voor zes in de morgen kwam er een einde aan haar leven. Ze stierf aan de gevolgen van hart- en bloedomloopproblemen. De slechte kampomstandigheden en het ontbreken van adequate medische voorzieningen werden Janette fataal. Haar lichaam werd nog dezelfde dag in Kamp Vught gecremeerd. Haar as werd verzameld in één van de twee asputten op het kampterrein.

Bagage
In 1942 stelde de Zentralstelle für Jüdische Auswanderung in Amsterdam een lijst vast waarin nauwkeurig was aangegeven wat iemand mocht mee nemen wanneer deze werd opgeroepen zich te melden in Kamp Westerbork. Ook de familie Förster kreeg deze lijst toegestuurd. Als bagage mocht worden meegenomen:

1 koffer of rugzak
1 paar werklaarzen
2 paar sokken
2 onderbroeken
2 hemden
1 werkpak
2 wollen dekens
2 stel beddengoed (overtrek met laken)
1 eetnap
1 drinkbeker
1 lepel
1 pullover

Tot de noodzakelijke reisbehoeften mocht men het volgende meenemen: 2 dekens, 1 stel beddengoed, levensmiddelen voor 3 dagen, toiletgerei, etensbord, eetbestek en drinkbeker. Alles moest worden ingepakt in een stevige koffer of rugzak, welke op duidelijke wijze voorzien moesten zijn van naam, voornamen, geboortedatum en het woord Holland. De familie Förster had zich goed voorbereid op haar reis. De zorgvuldig ingepakte bagage werd op de dag van hun vertrek uit Elburg met een uit Arnhem afkomstige auto naar Kamp Vught vervoerd.

Deportatie naar Sobibor
Vanuit Kamp Vught werden Schoontje, Carolina en Isidor Förster naar Kamp Westerbork gebracht. Van daaruit werden alle drie op dinsdag 11 mei 1943 op transport naar Sobibor gesteld. Het was het 63e transport vanuit Nederland. In 35 wagons zaten 1446 gedeporteerden, waarvan 180 kinderen. Jules Schelvis schrijft in zijn boek Vernietigingskampen. De Transportlijsten (Amsterdam 2001) hierover: “Tachtig personen werden bij aankomst voor werk in Dorohucza uitgezocht. Van daar zijn 67 berichten in Nederland ontvangen. Eén man, Josef Wins, heeft de oorlog overleefd”. Isidor Förster en zijn beide zusters Schoontje en Carolina werden op vrijdag 14 mei 1943 in de gaskamers van Sobibor om het leven gebracht. Met de deportatie van de familie Förster in 1943 verdween deze familienaam (voorgoed) uit Elburg.

           
Rode Kruis
Over Isidor Förster staan op het bewaard gebleven kaartje van het Rode Kruis (cartotheek) nog een paar bijzonderheden. Isidor was sinds 15 januari 1942 de vertegenwoordiger van de Joodsche Raad in Elburg. In Amsterdam was het hoofdkantoor, maar elders in het land waren diverse onderafdelingen opgericht. Isidor Förster was ’sedert lang’ voorzitter van de Joodse gemeente in Elburg. Verder vermeldt het kaartje dat hij ’flink’ was, goed met publiek kon omgaan, administratief goed onderlegd was en aan een prostaatkwaal leed. Tenslotte staat nog op het kaartje aangegeven dat Isidor op 9 mei 1943 in Kamp Westerbork verbleef in barak 58.

JODENSTER
Meneer Förster droeg zijn Jodenster met eergevoel. Förster vertelde aan onze overbuurman Hendrik Wissink in de Noorderkerkstraat wat de betekenis van de tekst JOOD voor hem was: Jood Overwint Oud Duitsland.
Bron: Wiebe Wijnbelt (1932), Emmeloord

VOOR JODEN VERBODEN
Op een bepaald moment mochten de joden niet meer op de Elburger wallen komen. Er kwamen bordjes met de tekst Voor joden verboden. Dat betekende dat meneer Förster niet meer op de wallen mocht wandelen. Vanaf dat moment liep hij zijn ronde via de Nunspeterweg door de Molenweg en kwam dan via de Zwolse poort weer Elburg binnen. Ik heb dat trieste beeld nog altijd voor me.
Bron: Willem Frederik Seijbel (1932)

ONZEKERHEID
De familie Förster is in 1943 van huis opgehaald met een tilbury van Van Loo uit het Molendorp. Ze zijn toen naar het station in Nunspeet gebracht. Van Loo heeft mijn vader later verteld dat hij halverwege die rit in Doornspijk de familie Förster alsnog heeft aangeboden om onder te duiken. Dan zou hij alsnog rechtsomkeert maken. Maar ze besloten toch om maar te gaan. In Nunspeet aangekomen brak de paniek uit. De trein bleek vol met joden te zitten. Förster had tante Rietske (overburen) nog wel gevraagd of het mogelijk was bij hen onder te duiken. Maar vier volwassen onderduikers in een gezin met drie kinderen was niet mogelijk.
Bron: Gerharda van de Poppe (1928), Ommen

AFSCHEIDSBRIEVEN
Vlak voor hun deportatie, op 7 april 1943, schreef Isidor Förster nog twee (aangrijpende) brieven aan Anna Schapira. Deze brieven zijn bewaard gebleven en bevinden zich in museum Yad Vashem te Jeruzalem. Hieronder volgt de letterlijke inhoud:

Elburg 7-4-‘43
Lieve Anna,
Je zult het wel gehoord hebben dat er thans officieel bericht gekomen is dat vrijdag de dag van het vertrek is. Ook uit Zwolle hadden wij vanmorgen een schrijven, waarin zij berichten dat ze weinig meer weten dan wij en dat de politie aldaar reeds reisvergunningen verstrekt en zij vrezen dat de vraag, om na 10 april te melden wie zich gemeld hebben, niet zal kunnen geschieden. De burgemeester hier heeft ook een officieel bericht gehad, en zo krijgen wij vrijdag een vergunning, vertrekken dan om kwart voor één van hier en zijn om 3.46 uur in Utrecht. 4.16 uur uit Utrecht. Is er dan nog kans om elkaar te spreken? Wij hebben in Utrecht een half uur de tijd.

Dinsdagmiddag een telegram uit Arnhem afgegeven welke mensen op dokters attest niet vervoerbaar zijn. Misschien kunnen die in een Joods of andere inrichting geplaatst worden. Maar de burgemeester heeft bericht gekregen dat zulke soort door de politie naar Westerbork gebracht moeten worden om daar te worden ondergebracht. Van morgen een telegram uit Arnhem, dat vrijdagmorgen 10 uur een auto uit Arnhem vertrekt om bagage naar Vught te vervoeren. Indien hier bagage is kan deze medegenomen worden, uiterlijk donderdag afgeven. Ik heb onmiddellijk terug geseind dat er bagage is, maar niet meer op tijd naar Arnhem gezonden kan worden en gevraagd om het onderweg van hier mee te nemen. Dat zou een groot gemak zijn. Zwolle schrijft mooi uitvoerig, dekens en broodzak altijd bij je houden voor dieetgebruik en geven de treinenloop ook nog op. Dus heel wat anders dan Arnhem.

Krijg net weer een telegram uit Arnhem, bagage kan niet gehaald worden, maar een auto zal deze morgen voor ons naar Arnhem brengen, dus is dat een grote zorg minder. Leub was net hier, en is dat in orde, het zal het je al wel verteld hebben. Doe jij nu alle moeite om een koffertje te krijgen (om op slot te doen) om mee te nemen als je onverhoopt ook moet. Zorg er nu voor. De boel is gepakt en wij zijn reisvaardig. En nu Anna God zegent je, nu hopen en bidden op een goede, en indien het mag een spoedig wederzien. Hou je taai, en houd moed. Je oom Is(idor). Een paar extra schoenen, een kostuum, alsook het kussentje gaat mee, dus in orde. Daag. We gaan per rijtuig naar Nunspeet, dit komt voor de deur.


Lieve Anna!
Nog even de groeten bijvoegen en hopen de Algoede ons allen moge bewaren en hopen tot wederziens, meer kan ik niet schrijven. Vele vele groeten en een zoen van je tante Ketje (Janette).

Lieve Anna!
Ook de groeten, en hopen en vertrouwen dat alles spoedig weer bij het oude zal zijn. En dat de Almachtige ons allen helpt. Anna hou je goed, wij zullen ons best ook doen, en dan komt het ook weer goed. Vele zoenen. Tante Sientje (Schoontje).

Lieve Anna!
Ook nog even de bijschrijven. Gelukkig dat je de reis goed ten einde hebt gebracht. Hou je maar goed hoor, wij zullen ons ook taai houden. We zullen bidden de Algoede ons allen moge bewaren. Vele groeten en zoenen van je liefh(ebbende) tante. Caroline. Alles is goed voor elkander hoor. Daag.

Lieve Anna,
Vanmorgen je brieven ontvangen en voor alles bedankt. Hier namen enz.
Schoontje Förster, geb. Elburg 12 jan. 1866
Janette Förster, geb. Elburg 21 dec. 1867
Caroline Förster, geb. Elburg 14 jan. 1874
Isidor Förster, geb. Elburg 7 nov. 1878
We laten ons brengen per rijtuig naar Nunspeet door Van Loo, kost maar fl. 6. Onze bagage is vanmorgen per auto door Gerrit v/d Heide naar Arnhem gebracht, kosten nihil, dus wel een verschil. Dominee heeft niets gezegd.

Distributie kaarten hebben we nog ontvangen. De Van Gelders uit Hattem zijn weer allen thuis, vertelde Van de Pol ons, die was er gisteravond met vrouw en zoon, zij wisten nog niet wat zij deden, ik denk dat ze ook wel naar Utrecht zullen gaan. Verder wist V/d P(ol) er niets van, ze hebben ook nog gesproken over Amsterdam. Denk nog aan een koffertje, en zorg dat je alles ook voor elkander hebt. Ter Achter en Gé waren gisteravond nog even hier. Tante S(choontje) is druk aan het korsetnaaien, en moet ook nog een vest voor mij maken, dan nog een kussentje vastmaken, en zoo zijn wij reisvaardig. We gaan met de hoop dat God alles ten goede zal schikken, en zullen Zijn beschikking afwachten. En zoo Anna vele zoenen, beste wenschen van de tantes en van je Oom. Groeten aan allen en menschen niet meer naar Elburg schrijven, brieven komen dan natuurlijk niet meer in ons bezit. Als je naar Amsterdam gaat, geef dan dat adres aan ons alhier. Dank je niet dat dit goed is? Daag.