Jan Kolleman

Ik ben geboren op 27 oktober 1939 in de Vischpoortstraat. Mijn ouders waren Hendrik Kolleman (1903- 1962) en Cornelia Barendsen (1906-1969). Wij woonden in een vrij groot pand, waar mijn vader en zijn broer Eeuwe een winkel hadden in levensmiddelen en drogisterijartikelen, met een kleine apotheek. Als gezin woonden wij achter en boven de winkel. Mijn ouders hadden drie kinderen: de dochters Trieny en Janna en een zoon Jan Willem, ik dus. Moeder was de spil in huis en in de winkel. Vader was altijd in de weer. In de winkel en – zeer belangrijk – in de brandstofvoorziening. Eind oktober was het schuurtje vol: aanmaakhout, turf, harde en zachte eierkolen, antraciet, houtblokken en een hoek met aardappelen.

       
Grootvader
Mijn grootvader was Jan Willem Kolleman (1869-1945). Hij was vroeger meester-chef bij Top, de grutter aan de Beekstraat. Hij trouwde een vrouw met een aardig vermogen: Trijntje Jaarsma (1873-1947), afkomstig uit Friesland. Toen mijn grootvader eens om loonsverhoging vroeg bij Top, kon dat niet. Uiteindelijk is hij voor zichzelf begonnen. Toen Buisman aan de gevolgen van de Spaanse griep stierf, kon mijn grootvader de kruidenierswinkel aan de Vischpoortstraat 10-12 kopen. Mijn vader Hendrik Kolleman (1903-1962) en ome Eeuwe Kolleman (1907-1960) hebben in 1936 deze zaak gekocht van de erven Kolleman. Ome Eeuwe was gecertificeerd drogist.

Tweede Wereldoorlog
Van de oorlog kan ik me nog een paar dingen herinneren. In 1944, de zogenaamde hongerwinter, kwamen veel ‘trekkers’ langs Elburg om voedsel te halen. Bij ons thuis zaten er altijd wel wat aan tafel, zoals bij veel Elburger gezinnen. We waren een gastvrije stad. In de kelder van ons huis stonden grote Keulse potten met onder andere zuurkool, boontjes en andijvie. Ook hadden we een hok met een varken. Dat was clandestien. In november werd er geslacht. Het arme dier gilde het uit. Mijn moeder, een slagersdochter, wist er wel raad mee: worst, karbonades, zure zult en balkenbrij werden gemaakt. Heel veel over de oorlogsjaren weet ik niet. Wel weet ik dat er grote zwermen vliegtuigen in formatie richting Duitsland overvlogen. Ik hoor nog het brommend geluid

Dreiging
In 1944 moest de Elburger vissersvloot diensten verrichten voor de Duitse Wehrmacht Dat werd geweigerd door de vissers. Er werd gedreigd: Elburg zou worden gebombardeerd. Alle moeders met kinderen moesten de stad verlaten. Dat vond ik prachtig en avontuurlijk. Wij gingen naar de familie Koert van de Weg aan de Binnenweg, ongeveer twee kilometer buiten Elburg. Dat platschieten ging gelukkig niet door, omdat dr. Olthuis, een prominent Elburger, met nog wat andere bekenden zich als gijzelaar beschikbaar hadden gesteld. In de kerken werden dankdiensten gehouden.

Rechtszaak
Mijn ouders moesten bij de rechtbank in Arnhem voorkomen. Zij hadden anti-Duitse uitspraken gedaan en werden bij de Duitsers door een Elburger aangegeven. Toen ze met koffer en al op weg gingen, moesten wij huilen. We dachten hen niet weer terug te zien, maar dat viel mee. Er moest 15.000 gulden boete betaald worden. Na de oorlog heeft mijn vader een schuldbekentenis laten tekenen door degene die hem had aangegeven. Hij kreeg uiteraard de 15.000 gulden terug, die als boete was betaald. Hij heeft de schuldbekentenis verbrand. Als kinderen mochten wij er niet over praten.

Op de bon
Alle levensmiddelen waren vanaf 1941 op de bon. De bonnen moesten door de winkelier op vellen papier worden geplakt. Voor het plakken werd het hele gezin ingezet. Suiker bijvoorbeeld was een schaars artikel. Dat werd afgewogen in halve en hele ponden. Mijn moeder moest zich ook strikt aan die bonnen houden. Mijn vader was streng in die dingen. Het winkelpersoneel had bij het wegen van die suiker bij ieder pond of half pond een paar gram minder in een zak gedaan en aan moeder gegeven. Vader kwam er achter, waarna alles overgewogen moest worden.

Evacués
In 1944 kwamen er evacués in Elburg. Ik zie ze nog zo met de handkarren de straat in komen. Deze mensen waren afkomstig uit Arnhem en omgeving, waar de operatie Market Garden plaatsvond. De mensen daar werden uit hun huizen verdreven. Wij kregen de familie Hof in huis. Een vader, een moeder en twee dochtertjes: Mientje en Eelke. Meneer Hof was werkzaam bij Albert Heyn en werd ingezet in de winkel.

Meneer Odekerk
In Elburg kwam om de paar weken iemand van de bonnendistributie. Dat was meneer Odekerk. Hij overnachtte bij ons. Op een keer moest hij ’s nachts naar de wc. Dat was er nog een met een ton eronder. Die ton werd om de drie dagen geleegd door de ophaaldienst in de nachtelijke uren tussen vier en zes. Er zat een luikje in de buitenmuur, waardoor de ton naar buiten werd getrokken. Je begrijpt het al, dat ging dus een keer mis. Odekerk ging dus naar de wc, terwijl de ton er niet onderstond. De volgende keer toen Odekerk weer in Elburg moest zijn, vertelde iemand wat er was gebeurd: hij had bij Kolleman op het marmer gescheten. Hij schaamde zich erg en excuseerde dit bij ons. Deze geschiedenis ging de wereld in als ‘De Polle van Odekerk’.

California
Op de voedseltochten kwamen de mensen in Harderwijk langs de Fino-soepfabriek. Daar was gratis soep. Toen de oorlog voorbij was, zeiden de mensen dat die soep niet te eten was. Het merk Fino werd daarna omgedoopt tot California.

Vliegtuigen
In 1944-1945 gingen de Duitsers richting de Heimat. Ze kregen in de gaten dat ze een verloren oorlog voerden. Op de Nieuweweg (Zuiderzeestraatweg) was een colonne voertuigen op weg richting Zwolle. Duitse tanks werden door Engelse Spitfires bestookt. De familie Hoekert aan de Nunspeterweg dook de kelder in, vanwege het geluid en het lawaai. De jongste van het gezin bleef boven in de wieg. Toen het bombardement over was, lagen de glasscherven in de wieg. De baby was gelukkig ongedeerd. De baby heette Lydia. Ze is het meisje met wie ik in 1965 getrouwd ben.

        
Bevrijding
De Noordwest-Veluwe, dus ook Elburg, werd op donderdag 19 april door de Canadezen bevrijd. Deze dag er voor herinner ik mij nog goed. In de Beekstraat liep een rij Duitse gevangenen, die zich in Het Goor, na een kort vuurgevecht, hadden overgegeven. De Duitse soldaten liepen met de handen omhoog, behalve één die gewond was aan een arm; hij liep met één hand omhoog. Dit tafereel maakte grote indruk op mij. Enkele dagen later werden meisjes en jonge vrouwen, die met Duitse soldaten geheuld hadden, op de Vischmarkt bij de muziektent kaal geknipt en geschoren. Ik zie het nog zo voor me. Ik vond dat zielig. De Canadese soldaten werden ingekwartierd in de grote zaal van hotel Het Scheepje. Bij ons aan de overkant waren veel jeeps en geweren te zien. Wij kregen Zweeds wittebrood, grote plakken met rode jam uit blikken van tien kilogram en margarine; dat kenden wij niet. Wij gebruikten veel reuzel (dierlijk orgaanvet) om op brood te smeren.