Na een periode van afnemende gezondheid is op vrijdag 10 maart 2023 Martijn van Dam overleden. Tijdens de oorlogsjaren zat Martijn ondergedoken bij de familie J.K. Westerink aan de Beekstraat 14 in Elburg. Marcus David (Martijn) van Dam werd op 8 februari 1936 geboren aan de Biesboschstraat in Amsterdam. Zijn ouders waren Meijer van Dam (1900-1945) en Henriëtte Elisabeth Mot (1904-1978). Het gezin werd op 3 december 1937 uitgebreid met zoon David Rijn. Meijer van Dam was kleermaker. Tijdens zijn onderduik werd hij verraden en kwam hij terecht in de strafgevangenis in Scheveningen. Vandaar werd Meijer van Dam op 24 augustus 1943 overgebracht naar Kamp Westerbork. Als strafgeval verbleef hij in barak 67. Vanuit Westerbork heeft Meijer van Dam nog enkele briefjes en kaartjes verstuurd. Het waren zijn laatste levenstekens. Op 3 maart 1944 werd hij gedeporteerd naar Auschwitz. Hij werd geselecteerd om te gaan werken. Er zijn sterke aanwijzingen dat Meijer van Dam eind mei 1945 tijdens de beruchte dodenmarsen is vermoord. De precieze datum en de plek zijn niet bekend.
Martijn en zijn broer David doken in 1942 onder in het kindertehuis Colson in de Johannes Verhulststraat in Amsterdam. Daar waren psychisch gestoorde kinderen ondergebracht. Tegelijkertijd zaten er Joodse kinderen ondergedoken. Toen het daar in 1943 te gevaarlijk werd, is Martijn per trein overgebracht naar Elburg. Wijkverpleegster Verhoef bracht hem bij de familie Westerink aan de Beekstraat. David vond na een paar adressen uiteindelijk onderdak bij de familie Flapper in Workum. Tijdens zijn verblijf bij de familie Westerink maakte Martijn ook kennis met Loeti Vischschraper. Hij was als Joods jongetje ondergedoken bij de schoonouders van onderwijzer Jacob Koenraad Westerink, de familie Broekhuizen aan de Beekstraat 11. De komst van de Canadese en Engelse bevrijders, op donderdag 19 april 1945, was voor Martijn een onvergetelijke dag. Hij kreeg een plak chocola van de bevrijders. Heel Elburg vierde die dag op uitbundige wijze feest.
Na de oorlog werd bekend dat Martijns vader de verschrikkingen van Auschwitz niet had overleefd. Het maakte Martijn zeer verdrietig en soms ook opstandig. Zijn moeder kwam getraumatiseerd uit de oorlog. Martijn werd ondergebracht bij zijn tante en werd daar verder opgevoed. Zijn broer David kwam terecht bij zijn grootmoeder, waar ook zijn moeder verbleef. Pas in 1950 werden Martijn en David weer herenigd met hun moeder in het huis aan de Biesboschstraat in Amsterdam. De oorlogservaringen werden zoveel mogelijk verzwegen. Martijn volgde het voortgezet onderwijs op het Vossius Gymnasium. Daar kreeg hij onder andere geschiedenisles van de (latere) Joodse hoogleraar J. Presser. Ook hier werd vrijwel niet gesproken over de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Voor Martijn was dat bijna onverteerbaar. Hij kon zijn verdriet niet kwijt. Pas in latere jaren werd Martijn (met succes) psychisch begeleid door zijn oom Rijn Thierens. Na het behalen van zijn gymnasiumdiploma studeerde Martijn van Dam in de jaren 1958-1965 geneeskunde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Hij deed zijn co-schappen in het Wilhelmina Gasthuis en het Antonie van Leeuwenhoek ziekenhuis en werkte vervolgens als radioloog in het Diaconessenziekenhuis te Haarlem-Heemstede (later Hoofddorp).
Martijn heeft nog diverse jaren na zijn pensionering doorgewerkt. Het was een manier om het trauma van zijn jonge jaren te verdringen. Bij de voorbereidingen voor het boek Joods leven in Elburg (2014) was Martijn (mede op advies van zijn zoon Diederik) uiteindelijk bereid om mee te werken aan de vastlegging van zijn oorlogsgeschiedenis. Het spreken en schrijven over zijn onderduikperiode luchtte hem op. Martijn vond het uiteindelijk ook een opdracht om zijn ervaringen te delen met zijn zoon en zijn beide kleinzoons. Toekomstige generaties moesten weten wat er was gebeurd. Martijn van Dam was een beminnelijk mens. In zijn werk stond hij bekend om zijn grote deskundigheid. Hij was zeer geïnteresseerd in het leven, maar was ook bezorgd over de spanningen op het wereldtoneel. De oorlogsjaren bleven onuitwisbaar in zijn gedachten. Ieder jaar stond hij op 1 maart stil bij de geboortedag van zijn vader. Ook kort voor zijn overlijden was hij daar mee bezig. Enkele uren voor zijn onverwachte dood waren zijn zoon Diederik en zijn geliefde kleinzoons Thomas en Julian nog bij Martijn op bezoek. De oorlogsjaren en Elburg waren nog voor een moment een gespreksthema. Het was (is) een groot voorrecht om Martijn van Dam gekend te hebben. Moge zijn ziel gebundeld zijn in de bundel van het eeuwige leven.
Willem van Norel
Elburg, 15 maart 2023