Mientje Westerink-Leusink (1913-2010)
MIENTJE WESTERINK-LEUSINK EN DE ARNHEMSE EVACUÉS
Hermina (Mientje) Leusink werd op 13 augustus 1913 geboren in Elburg. Haar ouders waren Frank Leusink en Anna Catharina van der Veen. Mientje trouwde op 2 april 1940 met Gerrit Jan Westerink (1911-1971). Een paar weken later zouden de Duitsers Nederland binnen vallen. In het gezin Westerink werden twee kinderen geboren: Frank (1946) en Aaltje Anna Catharina (Alie) (1948). Mientje werkte vele jaren in de kruidenierswinkel van haar ouders. Tijdens de oorlog was het heel lastig om de winkel draaiende te kunnen houden. De schaarse goederen waren alleen verkrijgbaar bij de groothandel. En voor alles waren distributiebonnen nodig.
Mientje Westerink-Leusink was in Elburg een bekende verschijning. Vele jaren stond ze met een ijscokar op de Vischmarkt. Haar man Gerrit Jan hielp haar hierbij op de achtergrond. Zwager Albert van Loo (Nunspeterweg) zorgde voor de aanvoer van het ijs. Na de dood van haar man zette Mientje het werk als verkoopster van ijs nog een tijdje door. Na 57 jaar gewoond te hebben aan de Beekstraat, ging Mientje vanaf 1981 in een huisje aan de Bas Backerlaan wonen. Tijdens de oorlogsjaren woonden Gerrit Jan Westerink en zijn vrouw Mientje op de bovenverdieping van het pand Beekstraat 47. Onder hen woonden de (schoon)ouders Frank Leusink en Anna Catharina van der Veen. Eind september 1944 kregen de families Westerink en Leusink evacués uit Arnhem ingekwartierd. Tijdens een interview met Peter Baars van de Elburger Courant op 14 april 1995 haalde Mientje hierover herinneringen op.
In november 1994 was Piet Hessing naar Elburg gekomen voor het houden van een mini-lezing. Daar ontmoette hij na vele jaren Mientje Westerink-Leusink, waar hij samen met twee broers in het najaar van 1944 onderdak had gekregen. Na de oorlog was het contact tussen de familie Hessing en de familie Westerink-Leusink verwaterd. Piet Hessing had daar spijt van. Hessing realiseerde zich dat hij de familie Westerink-Leusink nooit officieel heeft bedankt voor de hulp en de gastvrijheid dat hij in Elburg had genoten. Piet Hessing wilde dat goedmaken door Mientje alsnog een grote bos bloemen te overhandigen.
Geen angst
Uit het interview met de Elburger Courant in 1995 wordt duidelijk dat Mientje Westerink-Leusink een kordate vrouw was. De oorlog en wat er allemaal gebeurd is, onderging Mientje als bijna vanzelfsprekend. Net als haar moeder was Mientje niet bang. “Mijn vader was bang dat hij opgepakt zou worden. Mijn moeder niet, en ik eigenlijk ook niet. Maar dat merkte ik pas later. Mientje had haar keuken niet voldoende geblindeerd waardoor er nog een spleetje licht buiten te zien viel. En dat viel de Duitse soldaten op. “Bij het postkantoor kon je via de steeg de achterkant van ons huis zien. En die soldaten hadden dat streepje licht gezien. Het was al avond, een uur of tien, toen opeens de deurbel ging. Mijn moeder deed open en die Duitsers stormden meteen naar binnen en door naar boven. Naar mij keuken.” Mientje ging er achteraan.
“Ze zeiden dat ik het raam niet goed genoeg had geblindeerd en dat klopte. Maar daar maakten ze verder niet zoveel toestanden om. Ik had een paar tortelduiven en die wilden ze doodmaken. Ze waren bang dat we die als postduiven zouden gebruiken. Maar ik er tegenin. Dat ze mijn duiven met rust moesten laten. Het waren immers geen postduiven. En na wat overleg onderling lieten ze die beestjes in leven.” Mientjes vader had het gesprek gevolgd. “Hij vroeg me hoe ik het durfde zoiets te zeggen. Maar daar had ik helemaal niet over nagedacht. Ik had het gewoon gedaan. En ik denk dat je ook té bang kunt zijn.”
Arnhemse evacués
Acht maanden voor het einde van de oorlog kregen Mientje en haar ouders evacués. Hoe dat precies in zijn werk ging, weet ze niet meer. “We hoorden het een paar dagen van tevoren. Dat werd dan gewoon meegedeeld. Maar door wie, ik weet het echt niet mee. In ieder geval was in de Ambachtstekenschool (Beekstraat 55) een opvangcentrum. Daar werden de mensen ook ontluisd.” Drie broers en hun tante kwamen terecht bij Mientje en haar ouders. “Die drie jongens zaten bij mij en hun tante bij mijn ouders. En dat was niet altijd even gemakkelijk hoor, want die broers hadden nog wel eens woorden. Vooral die middelste, dat was een zenuwpees. Een keer hoorde ik ze ruzie maken en hun tante zei tegen me: ga maar niet naar boven hoor.
Maar het was mijn huis, dus ik naar boven. En daar zat die middelste als een woeste tijger op het bed. De jongste, Piet, riep dat ik weg moest gaan voordat er iets gebeurde. Maar ik pakte een kom water en gooide het zo in het gezicht van die driftkikker. En dat hielp. Ook met het eten was het niet makkelijk. Ze kregen wel bonnen, maar er was gewoon niet genoeg. In het begin probeerde ik voor ze mee te koken, maar we hadden zelf niet voldoende te eten. Later kregen ze eten van de gaarkeuken, die toen ook in Elburg was. Maar ’s zondags zorgde ik altijd dat we genoeg voor iedereen hadden en dan aten we altijd met zijn allen.” Uiteindelijk bleef alleen Piet bij Mientje en haar man. “Die oudste had verkering en ging met zijn meisje in een klein huisje bij het klooster wonen. Die waren al modern in het samenwonen. En die middelste is ook naar andere mensen gegaan. Want die was niet te houden bij ons.”
Tussendoor kwam er ook nog tijdelijk een gezin met vier kinderen bij de ouders van Mientje in huis. “Dat was me een toestand. Het hele huis zat onder de luizen. Maar ja, die vrouw had een baby van een dag oud. Ze kon niets. Die mensen kon je niet op straat zetten. We hebben nog een soort kribbe met stro voor ze gemaakt. Ik zie het nog voor me. Ja, dat kon allemaal in die tijd. Na veertien dagen vertrok het gezin weer naar elders. Ik weet niet waar ze naar toe zijn gegaan. We hebben nooit meer iets van ze gehoord. Ik zou niet eens weten hoe ze heetten. Maar ja, ons huis was gewoon vol. Het kon niet. Er was trouwens bij bijna niemand plaats. Twintigduizend mensen waren vanuit Arnhem en omgeving naar onze kant op gekomen. Het zat overal vol.
Bevrijding
De familie Hessing maakte op 19 april 1945 de bevrijding in Elburg mee. Piet legde de bevrijding van Elburg deels vast op zijn fotocamera. Mientje hierover: “Maar drie dagen erna vertrokken Piet en zijn broers naar Arnhem. Ja, ze waren natuurlijk benieuwd hoe het er thuis uitzag. Ik heb daarna lang niets van ze gehoord. In 1957 stond Piet ineens voor mijn ijscokraam op de Vischmarkt. We hebben toen kort gepraat en daarna heb ik niets meer van hem gehoord. Tot het moment van de lezingen van Arent thoe Boecop in november 1994. Piet zei toen met de hele zaal als getuige dat het hem speet dat hij zo weinig van zich had laten horen. En ik kreeg zelfs bloemen. En dat maakt dan weer een boel goed. Ja, dat was mooi. Later kwam hij nog een keer bij mij thuis aan de Bas Backerlaan. Toen hebben we nog over de oorlog gepraat. Maar hij wist er niet meer zoveel van. Hij had een beroerte gehad en heeft vele gaten in zijn geheugen. Jammer is dat.”
Canadezen
Mientje vervolgt: “Zo wist hij ook niet dat hij zes Canadezen had meegenomen naar ons huis. Ik had altijd nog een pot boerenmeisjes bewaard. Die had ik zelf opgezet op drank en ik had altijd gezegd dat ik die pas zou aanbreken als we bevrijd waren. Die heb ik toen open gemaakt en voor iedereen een glaasje ingeschonken, ook voor de Canadezen. Maar die dronken er niet van. Ik vroeg toen aan Piet waarom ze er niet van dronken. En hij zei dat ze dat niet mochten omdat ze bang waren dat ze vergiftigd zouden worden. Het eind van het verhaal was dat ik er eerst van moest drinken. En dat heb ik gedaan. Ik zei: Proost, en ik nam een slok. Daarna hebben we vreselijk gelachen. Toen dronken ze ’t allemaal. ’s Avonds bleef het hele spul slapen.
Dat kon want ze hadden allemaal veldbedden bij zich. Maar ze hadden ook allemaal geweren bij zich en die zetten ze in een hoek. Ik was zo bang dat ze om zouden vallen en af zouden gaan. En daarom hebben ze de wapens later ergens anders neergezet. Ik begreep eerst ook niet zo goed waarom ze zo graag bij ons wilden slapen, maar later begreep ik dat die militairen moesten lopen. Ze hadden geen vervoer bij zich. De volgende ochtend moesten ze zich allemaal wassen en waterleiding hadden we natuurlijk niet. Dus het hele spulletje naar beneden, want we hadden buiten een kraan. Gelukkig was het stralend weer. En daar stonden ze zich op een rijtje te wassen. Allemaal met een emmer water om zich te wassen. Dat was een hele toestand.”
Naschrift
Mientje Westerink-Leusink was altijd geïnteresseerd in de geschiedenis van Elburg. Haar geest was scherp. Mientje stierf op 27 augustus 2010. Ze bereikte de hoge leeftijd van 97 jaar.