Joop Witter (1929)

Joop Witter werd op 18 november 1929 geboren in Elburg. Zijn ouders waren Aart Witter (1905-1932) en Klaasje Kolleman (1907-1996). Joop had een oudere broer Henk, die in latere jaren naar Eerbeek zou vertrekken. Een zwaar verdriet trof het gezin Witter toen in 1932 vader Aart Witter bij bouwwerkzaamheden aan het schoolgebouw van het Instituut Van Kinsbergen van een steiger viel. Aart Witter heeft nog een paar dagen geleefd, maar stierf op 16 augustus 1932 op de jonge leeftijd van 26 jaar. Op 10 maart 2025 vond er met de 95-jarige Joop Witter een gesprek plaats in de aanleunwoning bij het Nieuwe Feithenhof.

       
Joop Witter was tien jaar oud toen de oorlog uitbrak. Zijn herinneringen aan de oorlog zijn deels vervaagd, maar een aantal gebeurtenissen komen hem nog scherp voor de geest. De komst van de eerste Duitsers op motor met zijspan in Elburg weet Joop zich nog voor de geest te halen. En ook de knokpartij tussen de Elburgers en de WA-mannen uit Kampen heeft indruk gemaakt. De vetkoopman Gerard van der Heide was er volop bij betrokken. De gewonde WA-ers gingen bij Borst op de Vischmarkt naar binnen. Het is allemaal wondergoed afgelopen zonde represailles.

Tijdens de oorlog waren er veel vliegtuigen in de lucht. Diverse keren liepen we als jongens naar de Mheenpoort om te kijken hoe soms de Duitsers schoten op de geallieerde vliegtuigen boven de polder. Joop heeft meerdere keren aan de haven gezien hoe Elburger vissers lijken aan de wal brachten. Vaak werden we dan weggejaagd, maar ik stond vaak met mijn neus vooraan. Die lijken werden vervolgens met een wagen afgevoerd. Later in de oorlog werd het heel spannend in Elburg. In september 1944 moesten de vissers hun schepen naar Stavoren brengen, maar dat weigerden ze te doen. De vissers hadden de helmhouten van de roeren gehaald, waardoor er met de schepen niet gevaren kon worden. Ze zijn vervolgens uit Elburg gevlucht. Mijn schoonvader Hendrik van der Heide zat bij molenaar Zoet in Oostendorp ondergedoken.

    
Het viel voor de weduwe Witter niet mee om met twee zoons rond te komen. Ze had nog een kleine weduwenuitkering en daarnaast verdiende haar zoon Henk een klein inkomen bij de wasserij van de familie Van Leeuwen. Zelf ging Klaasje Witter-Kolleman daarnaast werken bij de viszaak van Tinus Land in de Ellestraat. Het gezin Witter woonde eerst in de Schapesteeg boven het huis van opa en opoe Witter (het huis met de mooie deurlijst. Maar tijdens de oorlog woonde Joop met zijn moeder en zijn broer Henk in een klein huisje in de Schapesteeg 11. Op de hoek woonde de weduwe van Reijer Vos (EB 2) en aan de andere kant woonden Jo Witter (bloemenkoopman) met zijn vrouw Aaltje Witter-van Aperlo. Het waren kleine huisjes. Bij de voordeur was een klein tochtportaal met een gordijn. Dan was er een kamer van ongeveer vijf bij vijf meter. En daarachter was een klein keukentje met een kleine bedstede waaronder een keldertje met een laddertje was. Voordat de familie Witter er kwam wonen, woonden Wippe Hulleman met haar man Aart Engeltjes (Oart Knien) er. Zij verhuisden toen naar de Doelenlaan. In latere jaren heeft Joop’s moeder voor 5.000 gulden een huisje aan de Smedestraat 4 gekocht.

Joop haalde op De Haere stobben en hout voor brandstof. Daar verzamelde hij ook dennenappels. Die verkocht hij vervolgens als aanmaakhout aan Thijs Janssen (de mandenmaker) die in de Van Kinsbergenstraat 5 woonde. Aan de haven werden palen gebracht voor de Duitsers. Wij gingen er met enige regelmaat naar toe om hout te stelen. Bart de Buile (Bart ten Have) woonde in de boog aan het einde van de Schapesteeg. Daarnaast bewoonden ze ook nog het aangrenzende muurhuisje. En daarnaast woonde de familie Bijsterbosch (Cola). Bart de Buile, die stokdoof was, liep bij de wasserij met een paal op de rug. Daar werd hij gearresteerd. Hij werd in de (nieuw gebouwde) cel aan de Hondegatsteeg vastgezet. Joop had bij dat moment zijn palen net op tijd in een sloot gegooid.

   
Joop haalde met regelmaat melk op de boerderij van de familie Busweiler in de Vrijheid. Tijdens het hooien of het oogsten hielp hij dan wel eens een handje mee. Joop ging er de eerste tijd met de fiets naar toe, maar toen de banden versleten waren, ging hij te voet naar de familie Busweiler. Dat was een heel eind lopen vanaf Elburg. Moeder Witter had in de oorlogsjaren in De Weerens een spint (uitspraak: spient) land (320 vierkante meter) gehuurd. Daarop werden aardappelen verbouwd. Daarnaast ging ze bij de Gaarkeuken eten halen. En van Wim aan ’t Goor, die verkering had met Hennie Schuijn, kreeg het gezin Witter met enige regelmaat ondermaatse paling. Hennie Schuijn was een nicht van Joop Witter. Ze is in 1943 overleden nadat haar keelamandelen waren geknipt en ze daarbij later een longontsteking kreeg. Dat is haar uiteindelijk fataal geworden.

Joop heeft de Joden in Elburg vrijwel allemaal gekend. Ze zijn tijdens de oorlog opgehaald. Niemand wist precies wat hun lot zou zijn. Dat werd pas na de oorlog duidelijk. Op de wallen in Elburg hingen bordjes met de tekst Voor Joden verboden. W stonden er echter niet bij stil wat dat betekende. Opa Kolleman woonde voor de oorlog aan het Franse pad op het Veghenhofje aan het einde van de Ellestraat. Hij was een soort van koster in de synagoge. Daar maakte hij op sabbat alles in orde. Hij zette in de wintermaanden de stoven klaar voor het verwarmen van de voeten. En hij groef op de Joodse begraafplaats de graven. Hij kende door die werkzaamheden alle Joden heel goed.
Opa Hendrik Witter was in zijn jonge jaren in dienst bij Boks als koetsier op de postkoets naar Arnhem. Later is hij tuinder geworden.

In het laatste oorlogsjaar werden er rooms-katholieke diensten gehouden in het lokaal Bloemstraat. Dat werd georganiseerd door de heren Vastert en Sleebos voor de Arnhemse evacuees. Aan het eind van de oorlog. Joop volgde er uit nieuwsgierigheid wel eens een dienst. Joop had diverse kameraden in Elburg. Dat waren Gerrit Zwep (Zwijndrecht), Henk Kruithof (Levi), Jaap Koops (keeper van ESC) en zijn neven Luurt Schuijn en Henk Binnekamp. Joop begon zijn loopbaan als timmerman bij Van Tongeren. Daar deed hij allerlei klusjes. Na de ULO studeerde Joop in de avonduren om uiteindelijk leraar timmeren in Harderwijk te worden. Daar werd hij uiteindelijk onderdirecteur. Tussentijds moest Joop in militaire dienst. Hij hoorde tot de lichting 1949. Eerst was hij bij de genie in Den Bosch, later kwam hij in Soesterberg terecht. Op 25 augustus 1955 trouwde Joop Witter met Fenna van der Heide. Na jaren in Harderwijk te hebben gewoond, keerde het echtpaar Witter op latere leeftijd terug naar een fraaie woning aan het Bagijnendijkje in Elburg.