Gerrit Jan Leusink (1927-2019)

Gerrit Jan Leusink werd op 5 januari 1927 in Elburg geboren. Zijn ouders waren Lammert Leusink (1893-1992) en Aaltje Leusink-Visscher (1895-1979). Op 20 oktober 1920 werd broer Tijmen geboren. Gerrit Jan was het tweede kind uit dit gezin.Het gezin Leusink woonde eerst in een huisje aan de Noorderwalstraat. In 1939 verhuisde Gerrit Jan met zijn ouders en zijn broer naar een woning aan de Noorderwal. Vader Lammert Leusink was van jongs af visserman. Na eerst een periode vissersknecht te zijn geweest, werd Lammert Leusink schipper op de bons EB 48. De laatste jaren viste Leusink in combinatie met Eibert van Ommen op de EB 14.

Gerrit Jan Leusink is in 2017 uitgebreid geïnterviewd door Gerda Kuiper. Zijn verhaal is gepubliceerd in een prachtige uitgave. In dit levensverhaal gaat Gerrit Jan vrij uitgebreid in op de Tweede Wereldoorlog. Dit deel van zijn interessante relaas over de periode 1940-1945 volgt hieronder.

   
Begin van de oorlog
Op vrijdag 10 mei 1940, om een uur of vier in de ochtend, werd ik wakker van een angstaanjagend geronk van vliegtuigen: Duitse vliegtuigen. Het was oorlog. Ik zie nog mijn opa, Tijmen Leusink (1863-1943), in zijn onderbroek de straat oplopen, met een kop thee in de hand. Hij was helemaal overstuur dat het oorlog was. Ik kan me nog heel goed herinneren dat de Duitsers Elburg binnenkwamen: ik zag tussen de muurtjes bij de Vischpoort twee auto’s staan met soldaten daarin. Maar wat dat nou betekende, had ik niet helemaal door.

Weinig hinder
Eigenlijk hebben we in Elburg niet zoveel gemerkt van de oorlog. Bij het Zonnebad hadden de Duitsers een luchtverkenningspost ingericht. Ze aten in het café van Koen de Vries, en ze waren ingekwartierd in het huis van de familie De Lange aan het Bagijnendijkje. Deze Joodse familie was vertrokken en ondergedoken. Gelukkig heeft de familie de oorlog overleefd. De gezusters De Lange hadden een manufacturenwinkel aan de Beekstraat. In de loop van de oorlog ontstond schaarste aan kleding en alles wat daarmee te maken had. Op een gegeven moment werd de hele voorraad in de manufacturenwinkel onder grote belangstelling verkocht.

Leo Spek
Het begin van de oorlog was weliswaar een angstige periode, maar na verloop van tijd werd het hier rustig. We hadden weinig last van de Duitsers. Soms werd er iemand gearresteerd. Zo was Leo Spek op De Haere hout aan ’t zoeken. Waarschijnlijk zat hij in het verzet. Wat daar precies is gebeurd, weet ik niet, maar hij werd opgepakt en weggevoerd. Er is nooit meer iets van hem vernomen. Na de oorlog werd duidelijk dat hij in Duitsland was omgekomen bij een bombardement van de Engelsen en in een massagraf is begraven.

Barend van de Poppe
Op de Vischmarkt stond Barend van de Poppe uit een mand eieren te verkopen. Een paar mannen van de Landwacht liepen hem expres omver. Toen ontstond er een rel, omdat een paar Elburgers behoorlijk slaags raakten met die Landwachters. Een paar van die mannen (onder andere Gerard Westerink en Peter van der Heide) zijn door de politie opgepakt. Ze hebben enkele maanden in de gevangenis gezeten. Landwachters waren leden van de NSB, die in dienst van de Duitsers waren. Ze droegen uniformen en hadden jachtgeweren. Ze moesten onder andere onderduikers zien op te sporen en arrestaties verrichten. Deze mannen kwamen niet uit Elburg. Ze werden hier, vanwege die jachtgeweren, ‘Jan Hagel’ genoemd.

Razzia en deportatie
In de wasserij van Van Leeuwen zijn bij een razzia een paar mannen opgepakt. Waarschijnlijk zaten zij in het verzet. Uiteindelijk zijn ze allemaal weer teruggekomen, omdat er thuis niets gevonden was. Helaas werden ook in Elburg Joden opgepakt en weggevoerd. Ik heb gezien dat een Joodse familie in de Bloemstraat in een vrachtwagen werd gezet. Ik was toen nog te jong om te beseffen wat er met die mensen zou gebeuren. Eigenlijk wist niemand dat. Pas later hoorden we van de verschrikkingen van de concentratiekampen en de gaskamers.

Patrouillevaartuig
Op een zondag in september 1944 waren mijn ouders 25 jaar getrouwd. Ze wilden een feestje houden en hadden van alles bij elkaar geschraapt met ruilen en wat handelen. Maar toen kwam opeens een Duits schip de haven ingevaren. Dat was een patrouillevaartuig uit Nunspeet. Patrouillevaartuigen hadden tot taak de vissers op afstand te houden van hun oefeningen die ze uitvoerden. Die oefeningen waren bedoeld voor de luchtafweer: achter een vliegtuig was een zak gebonden en daar schoot de artillerie op.

Vissers in opstand
Alle vissers kregen de opdracht hun schuiten weg te brengen naar Stavoren. Zij hebben echter zeer snel alle schepen onttakeld en alles ergens opgeborgen. De vissers doken in de buurt onder. De Duitsers hebben een ijzeren binnenvaartscheepje, dat bij de kop van ’t Ende lag, dwars in het kanaal gelegd, waarna ze er een paar handgranaten op gooiden, waardoor het schip zonk. Er kon nu geen visser meer uitvaren. De Duitsers eisten dat de vissers terugkwamen en dreigden hen op te pakken. Een paar mensen hebben nog geprobeerd de vissers over te halen om terug te komen, maar zij weigerden dat. Iemand van buiten Elburg heeft ervoor gezorgd dat de schepen niet weg hoefden, en na ruim een week kwamen de vissers weer terug. Het gevolg van dit alles was wel, dat veel gasten hierdoor niet op het feest van mijn ouders aanwezig waren.

Ondergedoken
De vissers waren dus weg uit Elburg en ergens ondergedoken. Voor hun gezinnen was het niet meer veilig. Ook wij moesten weg uit Elburg. Mijn broer was ondergedoken in de Confectie-centrale, en mijn vader op de Hoge Enk, bij boer Bos aan de Schiksweg. Mijn moeder en ik bleven nog één nacht in Elburg. We sliepen bij de familie Hulst. Die avond kwamen er plotseling mannen in Duitse uniformen binnen. We schrokken natuurlijk, maar al gauw bleek dat het jongens van de Ondergrondse waren, die zich als Duitse soldaten hadden verkleed. De volgende dag gingen moeder en ik ook naar de Hoge Enk, waar we een week zijn geweest.

Geen gebrek
In de oorlog hadden we in Elburg eigenlijk niet veel gebrek. Wij hadden altijd wel vis om te ruilen. Ik ging elke dag naar een boer, een kennis van ons, en ruilde dan een maaltje vis tegen een liter melk. De vissers kregen een toewijzing voor lijnolie dat gebruikt werd voor de zeilen. Mijn moeder kookte de lijnolie samen met caustic soda, en zo had ze zeep. Als de vissers weer binnenkwamen, was het druk aan de haven. Dan hadden ze altijd wel een zootje paling te verkopen of te ruilen tegen iets anders. Dat mocht eigenlijk niet, want het was ondermaatse paling. Er liepen controleurs rond, die dat in de gaten moesten houden. Overigens waren dit geen Elburgers; zij kwamen elders vandaan.

   
Arbeidsdienst
Aan het begin van de oorlog was in Nederland de Arbeidsdienst. Ook in Elburg. Deze was ondergebracht in een gebouw, waar vroeger de melkfabriek stond; op de plek waar nu de ING-bank staat (hoek Zwolseweg-Zuiderzeestraatweg). De Arbeidsdienst was in het leven geroepen door de Duitsers. Alle mannen die de dienstplichtige leeftijd hadden, werden door de Duitsers opgeroepen om arbeidsdienst te verrichten, zoals bijvoorbeeld loopgraven graven of bunkers bouwen. De mannen kwamen overal vandaan. De Arbeidsdienst was geen succes: velen meldden zich wel, maar gingen snel weer terug naar huis of doken onder. De Arbeidsdienst werd daarom vrij spoedig opgeheven, en de jongens moesten zich maar zien te redden.

Marinus van ’t Oever
In Elburg liep een jongen rond, een weesjongen uit Nijmegen, die geen onderdak had. Zijn naam was Marinus van ’t Oever. Op een gegeven moment vroeg mijn broer aan vader of Marinus mee mocht op de schuit. Vader vond dat goed; zo had hij meteen een extra hulpje aan boord. Marinus is ruim een jaar bij ons in huis geweest. Hij had een opleiding voor kleermaker gevolgd. Moeder heeft nog een naaimachine voor hem gekocht, en zo kon hij zijn beroep uitoefenen. Hij is later getrouwd met een Elburgse en heeft nog een poosje in de Krommesteeg gewoond. Later is hij vertrokken, ik weet niet waarheen. Wij hebben nooit meer iets van hem gezien of gehoord.

Trekkers uit het westen
In de laatste jaren van de oorlog kwamen hier ‘trekkers’ langs. Trekkers waren mensen uit het westen, die lopend of op de fiets op zoek waren naar eten. Ze overnachtten hier en trokken de volgende dag verder naar het oosten en noorden van het land, waar nog voldoende voedsel te verkrijgen was. Amsterdamse familie van ons heeft ook enkele nachten bij ons geslapen. In de oude Ambachtsschool aan de Beekstraat werden veel trekkers ondergebracht. In die school was ook een gaarkeuken, waar ze te eten kregen.

Geallieerde vliegtuigen
Tegen het einde van de oorlog vlogen formaties geallieerde vliegtuigen over richting Duitsland. Ik vond het spannend om te zien. Ze werden gevolgd door zoeklichten van de Duitse luchtafweer; indrukwekkend en mooi om te zien. Soms zag je een vuurbal in de lucht, en dan wist je dat er een vliegtuig in zee neerstortte. Mijn vrienden en ik struinden dan regelmatig langs de zee op zoek naar alles wat dan aanspoelde.

Hertha
In september 1944 had de Slag om Arnhem plaats. Op last van de Duitsers moesten de inwoners evacueren. Ook hier in Elburg kwamen evacués. De gemeente zorgde voor onderdak. Er werd gekeken in welk huis ruimte was, en de bewoners waren dan verplicht de evacués in huis op te nemen. Bij ons in de buurt was een gezin ondergebracht, dat een hondje had. De mensen bij wie ze in huis waren, wilden geen hond in hun huis. Mijn ouders hebben toen dat hondje, Hertha, in huis genomen. Hij is naderhand niet meer naar de eigenaars teruggegaan, omdat ze hem niet meer wilden hebben. En zo is hij altijd bij ons gebleven. Hertha was erg trouw, vooral aan mijn vader, die gek op het dier was. Als vader ’s middags ging slapen, legde hij zijn broek voor het bed, en dan mocht de hond erop liggen. Hertha was een leuk beest. Hij is tot zijn dood in 1957 bij ons gebleven.

Bevrijding van Elburg
Op 19 april 1945 kwamen de Canadezen met Bremcarriers en jeeps Elburg binnen. We waren bevrijd! Ik zat thuis bij mijn vriend die difterie had. Opeens hoorden we buiten gejuich en lawaai, en zagen we de Canadezen door de stad rijden. Ik rende de straat op, helemaal dol van vreugde. De Bevrijding werd uitbundig gevierd: overal was muziek en werd op straat gedanst. Later in het jaar was er een echt bevrijdingsfeest. De hele stad was versierd met dennenbomen. In de Vischpoortstraat, op de Eiermarkt en de Knikkermarkt, en aan de haven bij de Herberg stonden prachtig versierde poorten. Een hele week lang was het feest. Er waren spelletjes en er was een optocht met versierde karren. Er was muziek en op straat werd gedanst. Een prachtig feest.

   
Keerzijde
Zoals overal in het land werden vrouwen opgepakt, die iets met Duitsers hadden gehad. Ik ben op de Vischmarkt gaan kijken toen de vrouwen kaalgeschoren werden, ondanks dat ik het niet leuk vond. Vlak voor de Bevrijding (op 18 april) vond nog een dramatisch incident plaats: een lid van de Ondergrondse, Jan Lebbing, is op de Nunspeterweg doodgeschoten. Wat er precies is gebeurd, is niet bekend. Wel was zeker dat het een tragisch ongeluk was.

Verzet
Het was natuurlijk in Elburg bekend dat er een Ondergrondse was, maar wie erbij aangesloten waren, wisten we niet. Regelmatig werd bij ons het blad ‘Strijdend Nederland’, een verzetskrant, door de brievenbus gegooid. Maar wie dat deed, was onbekend. Pas na de bevrijding kwamen we te weten wie bij het verzet hadden gezeten. De mannen die bij de NBS (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) waren geweest, liepen toen met oranje banden om de arm. Soms waren we verbaasd wie er bij het verzet hadden gezeten.

Henk Hulst
Op 13 april 1945 zijn nog enkele verzetsstrijders gedood. Zij waren ingezet om een brug bij Heerde te beveiligen tegen de Duitsers, die alle bruggen opbliezen. Ze lagen in een boerderij te slapen, maar werden door de Duitsers ontdekt. Enkelen zijn doodgeschoten, waaronder Henk Hulst, een vriend van mij. Ik wist niet dat hij ook bij de Ondergrondse was. Henk moest ook in Arbeidsdienst, maar op een zeker moment was hij verdwenen. We zagen hem niet meer. Ik denk nu weleens waarom ik er nooit naar gevraagd heb waar hij was en wat hij deed. Eén keer heb ik hem nog gezien. Ik liep eens op een avond met mijn vrienden naar de haven, en ik keek even opzij naar zijn ouderlijk huis, waar ik hem boven voor het raam zag staan.

Bevolkingsregister
Na de oorlog hoorde ik dat hij in het verzet zat en thuis bij zijn ouders zat ondergedoken. Bij de gracht stond het slachthuis, dat grensde aan de tuin van de familie Hulst. In de kelder van het slachthuis had Henk een gat gemaakt, waarin hij ’s nachts sliep. Ik weet niet zeker of het juist is, maar het verhaal ging dat hij destijds in zijn eentje het bevolkingsregister uit het gemeentehuis heeft ontvreemd. Dat bevolkingsregister is later teruggevonden in een houtloods op het huidige Jos Lussenburgplein. Onder het hout in die loods had men een gat gegraven en het verstopt. Ver na de oorlog heeft men daar het bevolkingsregister teruggevonden, toen een bewoner aan het Jos Lussenburgplein op de plaats van de houtloods een kippenhok wilde maken. Bij het uitgraven van de grond vond hij dat bevolkingsregister.

Naschrift
Gerrit Jan Leusink stierf op 10 augustus 2019. Hij bereikte de leeftijd van 92 jaar.