Hendrik van Os

Op 18 november 1944 werd op de boerderij van de familie Van Os aan de Schietweg een huiszoeking gedaan. Bij de familie Van Os zat een onderduiker uit Kampen, Berend Schepman. Hij was oud-kapitein van het Nederlandse leger en was door verzetsman Bertus Hup uit Elburg bij de familie Van Os gebracht. Overdag was Schepman op en rondom de boerderij, maar de nachten bracht hij door in een onder de grond gegraven hut in een vrijwel ondoordringbare houtwal. Vlak bij deze hut was een plek waar wapens en munitie waren verstopt. De Duitsers zouden deze hebben ontdekt.

   
18 november 1944
Op die bewuste dag in november 1944 liep een stel Duitsers rechtstreeks naar de ondergrondse hut van Schepman. Dochter Willempje van Os zag het en had meteen door dat er verraad was gepleegd. Omdat haar ouders niet thuis waren, trad Willempje kordaat op. Ze blies op een fluitje waardoor Berend Schepman wist dat er onraad was. Hij maakte zich meteen uit de voeten. Willempje van Os werd kort verhoord, maar liet niets los. De Duitsers kondigden aan dat ze de volgende dag terug zouden komen. Uit voorzorg werden nog dezelfde dag de vier jongste kinderen bij familie ondergebracht, terwijl de oudere zoons Hendrik en Marinus van Os onderdoken op de boerderij van Dries van Batavia. Daar doorzochten de Duitsers de boerderij korte tijd later, maar vonden niets omdat de broers Van Os zich diep onder het stro hadden verstopt. De volgende dag werd bij de familie Van Os huiszoeking gedaan, maar er werd niets verdachts gevonden.

Arrestatie en deportatie
Vader Hendrik van Os (1890-1972) werd gearresteerd en meegenomen naar de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn. Een dag later kwamen de Duitsers terug op de boerderij aan de Schietweg. Moeder Maria van Os- van ’t Goor (1894-1945) werd ook gearresteerd en moest met een overvalauto mee naar Apeldoorn, evenals haar dochters Willempje en Hendrikje. Maar kort voor het vertrek haalden de Duitsers de meest waardevolle spullen uit de boerderij. Toevallig langskomende personen werden aangehouden en moesten gedwongen toekijken hoe de Duitsers vervolgens de boerderij in brand staken. Het huis brandde tot aan de grond toe af.

In Apeldoorn werden moeder Van Os en haar twee dochters grondig verhoord en gepijnigd , maar ze hielden stand door niets te zeggen. In de kazerne hadden Maria van Os en haar dochters nog even contact met Hendrik van Os. Vanuit Apeldoorn werd Hendrik van Os overgebracht naar Kamp Amersfoort en van daaruit op 2 februari 1945 gedeporteerd naar het concentratiekamp Neuengamme. Via Neuengamme kwam Van Os terecht in het werkkamp te Wöbbelin. Moeder Maria van Os en haar twee dochters moesten op de kazerne allerlei werkzaamheden verrichten zoals het uit elkaar halen van parachutes, waarvan rokken en jurken werden gemaakt voor Duitse vrouwen. Eind februari 1945 werden Maria van Os en haar twee dochters vrijgelaten. Ze keerden terug naar de Schietweg. Op ongeveer dezelfde plek als de afgebrande boerderij werd een noodwoning gebouwd.

Bevrijding en verdriet
Hendrik van Os wist de verschrikkingen van Neuengamme en Wöbbelin uiteindelijk wonderwel te overleven. Hij keerde in begin juli 1945 terug naar huis. Hij had daarvoor drie weken in een ziekenhuis in Duitsland gelegen om enigszins te herstellen. Hendrik van Os was vanuit Duitsland per vliegtuig naar Brussel overgebracht, waar hij ook nog eens drie weken in een ziekenhuis had gelegen. Via Breda was hij, broodmager en lijdend aan hongeroedeem, per auto thuis gebracht. De vreugde van zijn overleven werd echter volledig overschaduwd door de trieste mededeling dat zijn vrouw op 26 mei 1945 was overleden. Na de oorlog pakte Hendrik van Os het bestaan met zijn gezin geleidelijk weer op, maar de glans van zijn leven was verdwenen. De gevolgen van zijn oorlogservaringen overschaduwden zijn verdere leven. Hendrik van Os stierf op 5 maart 1972 op 82-jarige leeftijd.

MARIA VAN OS-VAN ‘T GOOR
Op 26 mei 1945 overleed Maria van Os-van ‘t Goor geheel onverwachts in haar woning Aperlo G 120. Terwijl haar man nog in Duitsland was, stierf zij. De verslagenheid in de familie was groot. Enkele dagen later werd Maria begraven op de begraafplaats in DoorNspijk (dorp). Dominee Cuperus leidde de uitvaart en sprak in het sterfhuis over Openbaringen 14 vers 9 en op de begraafplaats over Psalm 91 de verzen 1 -7. De predikant ging in op haar moedige gedrag tijdens de oorlog en wees er op dat Maria van Os-van ‘t Goor het teken van het beest afwees. Ze was afkerig van het nationaalsocialisme en zocht haar kracht in de Schrift. Verder werd er op het graf gesproken door de heren Hellinga, Vercouteren en Schepman. Alle drie benoemden Maria’s moedige optreden tijdens de bezettingsjaren. Een schoonzoon bedankte namens de familie alle aanwezigen voor de betoonde belangstelling. 

WILLEM PATER (1909-1945)
Gelijktijdig de huiszoeking bij de familie Van Os werden op 18 november 1944 nog twee mannen opgepakt. Dat waren Willem Pater en Gerrit Jan van der Veen, die in de buurt woonden. Willem Pater werd op 15 maart 1909 geboren in de gemeente Doornspijk. Willem woonde en werkte in Zwolle, maar was juist op 18 november bij zijn ouderlijk huis aan de Koeweg. Na zijn arrestatie werd hij overgebracht naar de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn. Van daaruit kwam hij in Kamp Amersfoort terecht. Op 2 februari 1945 werd hij op transport gesteld naar Neuengamme. Daar arriveerde hij op 4 februari. Vanuit Neuengamme werd Willem Pater op transport gesteld naar Wöbbelin. Willem Pater kon de ontberingen in het concentratiekamp niet doorstaan. Hij stierf op 11 april 1945 in Wöbbelin op de leeftijd van 36 jaar. Zijn stoffelijke resten liggen ter plekke in een massagraf begraven.

GERRIT JAN VAN DER VEEN (1923-1945)
Op 18 november 1944 werd ook Gerrit Jan van der Veen gearresteerd. Hij werd op 9 december 1923 geboren in de gemeente Doornspijk. Gerrit Jan woonde met zijn ouders Hendrik van der Veen en Driesje van der Veen-van Loo en zijn broers Hendrik en Lammert aan de Stadsweg (nummer G 125). Tijdens de oorlogsdagen was Gerrit Jan automonteur bij de familie Knol aan de Nunspeterweg in Elburg. Gerrit Jan onderging als gevangene hetzelfde traject als Willem Pater. Gerrit Jan van der Veen stierf op 24 april 1945 in Sandbostel door uitputting en algehele zwakte. Uit een advertentie in de Elburger Courant blijkt dat de ouders van Gerrit Jan van der Veen op 19 juni 1945 nog steeds niet wisten wat er met hun zoon was gebeurd. Ze vroegen om inlichtingen bij teruggekeerden uit de Duitse kampen. Pas eind juni 1946 kreeg de familie Van der Veen vanuit Den Haag de officiële bevestiging van de dood van hun geliefde zoon.