Beurtschippers van Elburg

BEURTSCHIPPERS IN OORLOGSTIJD
Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw werd de beurtvaart vanuit Elburg op Amsterdam uitgevoerd door de families Engel en Van de Poppe. In de regel vertrokken iedere woensdag de beurtschippers vanuit de Elburger haven richting Amsterdam om vervolgens op zaterdag terug te keren naar Elburg. De beurtschepen vervoerden gewoonlijk naast personen ook poststukken en kleine goederen. Maar ook notariële stukken, bankpapieren en andere waardevolle zaken werden in vertrouwen aan de beurtschippers meegegeven. De grote veranderingen op het terrein van verkeer en vervoer in de eerste decennia van de twintigste eeuw hadden ook gevolgen voor de beurtvaart. Door allerlei logistieke ontwikkelingen kwam het accent voor de beurtvaart steeds meer op het vervoer van stukgoederen te liggen. De schepen werden groter en voorzien van motoren.    


FAMILIE ENGEL
In 1928 nam Klaas Engel (1902-1979) de beurtdienst over van zijn moeder, de weduwe Fennetje Engel-van der Heide (1868-1958). Zijn broer Jacob verliet in goed overleg op hetzelfde moment het bedrijf. Klaas Engel besloot in april 1928 tot de bouw van een motorschip van 25 meter lengte met een laadvermogen van ongeveer 110 ton. Het nieuwe schip kostte 16.850 gulden. Door overdracht van de oude tjalk De Twee Gebroeders moest uiteindelijk een resterend bedrag van 14.600 gulden worden betaald. Op 13 oktober 1928 werd het nieuwe schip opgeleverd. Ruim een maand later, op 20 november 1928, trouwde Klaas Engel met Grietje Kramer. Het jonge paar ging vanaf dat moment op het schip wonen. Het nieuwe schip kreeg de naam Grietje. Klaas Engel en zijn vrouw Grietje Kramer kregen vier kinderen: Heintje (1929), Jacob (1931), Jan Sickens (1933) en Fennetje (1938).

Mei 1940
De oorlogsjaren waren voor de familie Engel een spannende tijd. Op 10 mei 1940 lag het beurtschip van Engel voor de kade in Amsterdam. Kort daarna voer de Grietje terug naar Elburg en wachtte daar voorlopig de ontwikkelingen af. Na enige tijd werd het normale leven weer opgepakt. Al in de eerste oorlogsmaand werd schipper Klaas Engel door enkele mensen van het gemeentebestuur van Elburg benaderd voor een speciale opdracht. Er moest in het geheim een grote hoeveelheid verbandmiddelen uit Emst via de haven van Elburg naar Amsterdam worden verscheept. Aangezien deze verbandmiddelen bestemd waren voor het Nederlandse leger mochten de bezetters hier absoluut geen weet van krijgen. De lading werd in de nachtelijke uren aan boord gebracht. Omdat de hele onderneming nogal riskant was, werd het gezin Engel ondergebracht bij hotel Het Scheepje. De volgende morgen vertrokken Klaas Engel en zijn knecht Marinus Hutten richting Amsterdam.

   
Bij de Doornspijker Berg (een ondiepe plek in het IJsselmeer) werden ze beschoten en aangehouden. De lading werd gecontroleerd, maar de tocht mocht vervolgd worden. Op weg naar Amsterdam werd het schip nog vier keer tegen gehouden. Engel en zijn knecht zagen onderweg nog vijf vliegtuigen in zee storten. Bij de Oranjesluizen aangekomen, bleek dat het hele Binnen-IJ geblokkeerd was. Na lang onderhandelen kon de lading uiteindelijk aan de Borneokade worden gelost. De opdracht was geslaagd, maar ook de terugtocht gaf problemen. Het beurtschip van Engel werd de doorgang geweigerd omdat men bang was dat het vaartuig in handen zou komen van de Duitsers. De overtuigingskracht van Klaas Engel gaf tenslotte de doorslag waarna de Grietje terug naar Elburg mocht afvaren. Bijna de hele terugvaart voer het beurtschip in een soort dichte mist. De zogeheten petroleumhaven van Amsterdam bleek in brand geschoten te zijn. De westenwind dreef de rook het IJsselmeer op. Nog dezelfde dag arriveerde het beurtschip veilig in Elburg.

Bombardement
Een zeer aangrijpende gebeurtenis voor de familie Engel vond plaats in de nacht van vrijdag 11 op zaterdag 12 oktober 1940. Het schip, dat in de haven van Amsterdam lag afgemeerd, werd in de nacht van 11 op 12 oktober getroffen door een bom van en Engels vliegtuig. Om ongeveer één uur werden de familie Engel (vader, moeder en vier kinderen) en de knecht Marinus Hutten opgeschrikt door een enorme knal. Nadat eerst drie bommen vlak bij het beurtschip neervielen, was een vierde bom een voltreffer. De bom kwam op het voorschip terecht en sloeg ongeveer op een meter afstand langs de slapende knecht op het kistluik in. De kop van het schip en de mast waren zwaar beschadigd. Een vat olie aan boord raakte in brand. De materiële schade aan het schip waren zeer groot. De rondvliegende scherven hadden Klaas Engel en vooral zijn vrouw geraakt. Met zware verwondingen aan armen en benen moest Grietje Engel-Kramer in een ziekenhuis in Amsterdam worden opgenomen. In eerste instantie leken de verwondingen van Klaas Engel mee te vallen.

Hij moest een topje van zijn duim missen en had enkele verwondingen aan zijn rechter dijbeen. Maar na enkele dagen moest Klaas Engel vanwege infecties alsnog worden opgenomen in het ziekenhuis. Er werd zelfs even overwogen om zijn been te amputeren, maar het lukte tenslotte om de infecties te bestrijden. Door pompen en andere maatregelen wist men het schip drijvende te houden. Het zwaar gehavende schip werd naar de scheepswerf van Verschuere in Nieuwendam gebracht. Daar droeg de oud-Elburger Hendrik Balk er zorg voor dat werd begonnen met de reparatie van de Grietje. Door het bombardement en de schade lag het werk van de beurtvaart vele weken stil. Maar als door een wonder waren er geen dodelijke slachtoffers gevallen. Familie uit Elburg en Nunspeet kwam spoedig naar Amsterdam om hulp te bieden. Klaas Engel en zijn vrouw moesten voorlopig in het ziekenhuis blijven, maar de kinderen konden naar Elburg terugkeren.

           
Vordering
Tijdens de oorlog werd het beurtschip van de familie Engel ingezet bij het distributievervoer. Maar de tochten op het IJsselmeer werden steeds gevaarlijker. In het laatste oorlogsjaar vorderden de Duitsers de Grietje om grote hoeveelheden hout te verschepen. De familie Engel voelde er niet voor om hier aan mee te werken. Vlak voor de inbeslagname van het schip dook de familie Engel tijdelijk onder op de Hokseberg in ’t Harde. De laatste periode van de oorlog was het gezin van Engel ondergedoken bij de familie Zwart aan de Havenkade in Elburg. Over het lot van de Grietje was grote onzekerheid.

Zoektocht
Kort na de Bevrijding zette Klaas Engel alles in het werk om zijn geliefde schip op te sporen. Het had hem heel veel verdriet gedaan dat de bezetters de Grietje hadden gevorderd en kwijt was geraakt. Met medewerking van de plaatselijke autoriteiten kreeg Klaas Engel na vee inspanning de benodigde documenten om zijn schip te gaan zoeken. Neef Gerrit van der Heide bracht hem met de aak (EB 50) naar Amsterdam. Op advies van zijn vrouw had Klaas Engel zijn oudste zoon Jaap meegenomen. Op twee oude, gammele fietsen begon de zoektocht in Amsterdam. Overal werd geïnformeerd, echter tevergeefs. Via Leiden leidde het spoor terug naar Amsterdam. Maar het leverde niets op. De zoektocht werd vervolgd naar onder andere Purmerend, Alkmaar, Haarlem en tenslotte naar IJmuiden. Her werden Klaas en Jaap Engel tegengehouden omdat er nog vele Duitsers ontwapend moesten worden.

Maar ook hier leidde de zoektocht tot niets. Het schip was niet in IJmuiden, maar volgens geruchten in Den Helder. Vol goede moed fietsten vader en zoon Engel richting Den Helder. Daar werd de Grietje tot hun grote vreugde inderdaad gevonden. Maar het schip bleek zwaar gehavend. In Den Helder werden aan het beurtschip enkele noodreparaties gedaan waardoor naar Amsterdam gevaren kon worden voor verder herstel op de werf van de firma De Vries-Lentsch. Klaas en Jaap Engel zijn vervolgens naar Elburg gefietst om het nieuws te vertellen dat de Grietje teruggevonden was. Op 3 augustus 1945 maakte de Elburger Courant bekend dat het schip uit Amsterdam was opgehaald. Nadat de benodigde huisraad aan boord was gebracht kon na vijf spannende jaren de vaart op Amsterdam weer worden hervat.

FAMILIE VAN DE POPPE
Naast de familie Engel voer ook de familie Van de Poppe met een beurtschip op Amsterdam. Dirk van de Poppe (1857-1941) had zich na zijn huwelijk in 1887 met Hendrikje Knipper (1863-1958) vanuit Ermelo gevestigd in Elburg. Dirk van de Poppe werd turf- en vrachtschipper op een tjalk. In het gezin Van de Poppe werden acht kinderen geboren; vijf zoons en drie dochters. Dirk van de Poppe was aanvankelijk schipper op de vrije vaart. Hij voer onder andere met zijn tjalk naar Drenthe en Friesland om talhout en turf te halen. De reis ging vervolgens rechtstreeks naar Amsterdam, waar Van de Poppe een klantenkring had. In de eerste periode had Dirk van de Poppe knechten in dienst, maar kort na de eeuwwisseling kwam de 11-jarige zoon Gerrit (1890-1981) aan boord bij zijn vader.

   
In 1928 besloot Dirk van de Poppe zijn tjalk te vervangen door een nieuw schip. Het schip werd gebouwd in Appingedam, maar de motoren werden in Zwolle ingebouwd. Het nieuwe vaartuig kreeg de naam Eben Haëzer (vertaald: Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen). Inmiddels had Dirk van de Poppe de vrije vaart beëindigd en de beurtvaart op Amsterdam overgenomen van zijn jongere broer Tijmen. In hetzelfde jaar 1928 deed Dirk van de Poppe het beurtschip voor 2200 gulden over aan zijn drie zoons: Gerrit, Jan en Dirk. Gewoonlijk voeren de broers Gerrit en Dirk op het beurtschip naar Amsterdam. Broer Jan bleef achter in Elburg en werkte in de loods aan de haven. Daar kwamen de klanten om onder andere lijnkoeken, meel en graan te laden.

Tweede Wereldoorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vorderden de Duitsers het schip van de gebroeders Van de Poppe. De broers kregen de opdracht het schip in Zwolle vol te laden met kaas om het vervolgens naar Duitsland te brengen. Nadat ze in Dieren afgemeerd lagen, zijn Gerrit en Jan van de Poppe in de nacht van bord geslopen en te voet naar Elburg gevlucht. Onderweg vonden ze onderdak bij diverse mensen en sliepen soms in schuren en in stallen. Ongeveer twee jaar lang was het schip spoorloos. Een evacué uit Arnhem maakte de gebroeders Van de Poppe er op attent dat het schip in Arnhem lag. Toen de broers het schip in Arnhem aantroffen, bleek dat er flinke vernielingen waren aangebracht. De motor was kapot en uit de kajuit waren veel spullen verdwenen. Van de schade kon helaas niets worden verhaald. Na de oorlog is het schip van de gebroeders Van de Poppe aan de Harm Smeengekade in Zwolle weer hersteld.

 

BEHOUDEN THUISVAART
In het blad Strijdend Nederland van dinsdag 31 juli 1945 kreeg de terugkeer van het beurtschip van de familie Engel naar Elburg vrij uitgebreid de aandacht. Onder het kopje Behouden thuisvaart schreef de redacteur het volgende bericht:

Na een zwerftocht van negen maanden is het beurtschip Grietje behouden in de thuishaven aangekomen. Het bekende geluid van de scheepshoorn waarschuwde ons dat de beurtschipper K. Engel in aantocht was. Direct maakte men de bekende aanlegplaats vrij en wij konden tezamen met den havenmeester den schipper feliciteeren met zijn thuiskomst. Uiterlijk was er geen bijzonders aan het schip te zien. Het ziet er even welverzorgd uit als het altijd heeft gedaan. De schipper staat immers bekend om de groote liefde voor zijn schip.

Wij vernamen hoe hij het schip na de capitulatie der Duitschers in Den Helder aantrof en het maar amper terug kon krijgen, omdat het mee zou gaan naar Duitschland om de krijgsgevangenen met hun voorraden terug te brengen. Als grote kerel schoten mij de tranen in de ogen, aldus Engel, toen ik het schip terug zag. De toestand was aller treurigst. De reeling was tegen het dek aangeklapt, het hekwerk op het achterschip was stuk, het dak van de stuurhut stukgevaren, het roer zat kromgebogen, schoorsteen stuk, veel ruiten er uit, in den scheepswand zaten grote deuken, door woest hanteeren bij sleepwerk, was het dek kromgetrokken, kortom vreeselijk voor een eigenaar.  In het ruim stonk het naar een mestvaalt. De Moffen hadden er vee in vervoerd en de uitwerpselen gemakshalve onder de vloer geveegd. Nu is dit alles vergeten en schipper Engel is dankbaar, dat hij in den oorlog ondanks de vele gevaren zijn leven heeft mogen behouden en ook zijn schip terug heeft. Hij kon direct op de helling bij de scheepswerf De Vries-Lentsch in Amsterdam.

Ondanks den weinigen werkijver van het personeel aldaar is alles weer in orde gemaakt. Een nieuw roer is aangebracht, een spoedschroef die het schip een grootere snelheid geeft dan vroeger. Nog enkele kleinigheden moeten gedaan worden, meestal werk voor den schilder. De ondergedoken inboedel gaat volgende week aan boord waardoor het schip weer gezellig bewoonbaar  zal zijn. Doordat alle lampen zijn gestolen, is varen bij nacht voorlopig onmoogelijk. Engel kon het schip niet al te diep laden, wegens den ondiepen waterstand in de haven. Zoodoende kon hij slechts een halve vracht meel meebrengen. De aanvoer voor vele artikelen is voor de Noord-Veluwe nu echter aanmerkelijk verbeterd.