EB 40

CRASH VAN DE VICKERS WELLINGTON MK. IC X9786
In de vroege ochtend van 14 september 1942 stortte kort bij Elburg een geallieerde bommenwerper in het IJsselmeer. Het toestel, de tweemotorige bommenwerper Vickers Wellington Mk. IC X9786, werd volgens de Lagermeldungen van de Luftwaffe om 05.52 uur neergeschoten door ‘Hauptmann Wilhelm Dormann, III/Nacht Jagd Geschwader 1’. Dit onderdeel was van januari 1942 tot mei 1943 gestationeerd op de basis Twente en vloog met het type Messerschmitt Bf-110.

Op de Doornspieker Barg
Het aangeschoten vliegtuig kwam terecht op een zandbank in het IJsselmeer, door de Elburgers aangeduid als ‘De Doornspieker Barg’, ter hoogte waar zich momenteel ongeveer de Spijkvijver bevindt. Het door de Doornspijker gemeenteveldwachter Timmer opgemaakte proces-verbaal gaf een gedetailleerde beschrijving van deze gebeurtenis:

‘Daar het water ter plaatse zeer ondiep was, heb ik mij, met de inmiddels ter plaatse verschenen gemeenteveldwachters en wachtmeester Hazewold van de Marechaussee alhier, naar de wrakstukken van het vliegtuig begeven. Ik zag toen dat deze afkomstig waren van een Engelsch vliegtuig. Vier lijken, gekleed in vliegenierskleding, lagen in de nabijheid van de wrakstukken van het vliegtuig, in het water verspreid. De politie en marechaussee van Elburg, die inmiddels ook ter plaatse waren verschenen, deelden mij mede, dat een der vliegeniers van het vliegtuig het er levend had afgebracht en reeds door den burgemeester van Doornspijk was gearresteerd. De burgemeester van Doornspijk bevond zich met dezen arrestant ter plaatse op het IJsselmeer in een visschuit. De vier lijken zijn onder politiegeleide in een roeiboot naar gemelde visschuit gebracht en vervolgens in opdracht van den heer burgemeester met de levende vliegenier overgebracht naar Elburg, waar de Duitsche Wehrmacht aan de haven ons stond op te wachten.’

       
EB 40
De in bovenstaand proces-verbaal genoemde ‘visschuit’ was de EB 40, de botter van schipper Jan Westerink (1891-1970). Hij viste tijdens de oorlogsjaren met zijn zonen Wijnand, Beert en Hein op het IJsselmeer. Vanuit hun woning aan de Molenkampdwarsstraat in Elburg hadden zij de Wellington in een scheervlucht zien neerkomen. Kort daarna begaven zij zich beroepshalve naar de haven, maar daar aangekomen werd hen door de burgemeester van Doornspijk, de heer U. de Vries, en het hoofd van de luchtbeschermingsdienst gevraagd koers te willen zetten naar de plaats waar het vliegtuig in zee was gestort. Wijnand en Hein Westerink wisten zich in 1995 tijdens een vraaggesprek -ruim vijftig jaar later- het bewuste moment nog heel goed te herinneren:

‘Het wrak lag op het allerdroogste deel van ‘De Barg’, en te zien was dat er iemand bij het wrak liep. We konden op een gegeven moment niet verder met de botter en gingen daarom het laatste stuk met de punter. Die hadden we meegenomen om de staande netten mee te schieten. De vlieger wees ons zelf aan waar zijn gesneuvelde kameraden lagen. Er kwamen mensen vanaf de wal naar het wrak lopen. We maakten van een paar stokken een draagbaar en we droegen daarmee de gesneuvelden naar de punter.’

   
John Alexander Gartlan
De vlieger die de crash op miraculeuze wijze had overleefd, was Sergeant John Alexander Gartlan (Royal Canadian Air Force), een van de boordschutters van de Wellington. Na aankomst in de haven van Elburg werd hij voor ondervraging naar de woning van de Ortskommandant aan het Bagijnendijkje overgebracht. Ooggetuige Johannes Zoet, destijds woonachtig aan de Havenkade, herinnerde zich dat er in de loop van de middag een Schnellboot met vier lijkkisten voor zijn ouderlijk huis afmeerde. Niet lang daarna verscheen volgens hem ook Gartlan aan de haven. Om gealarmeerde nieuwsgierigen en daarmee waarschijnlijk ook sympathisanten op een afstand te houden, hadden Duitse soldaten de toegangswegen vanuit de stad afgesloten. Dat er zich toch een menigte mensen aan de overzijde van de Havenkade kon groeperen, kwam doordat de Duitsers hadden verzuimd de ‘Brede Gang’ af te grendelen. Daardoor was het mogelijk om via het pad langs de stadsgracht de haven te bereiken. Het plotselinge verschijnen van Gartlan leidde tot groot enthousiasme bij de samengestroomde Elburgers. Johannes Zoet over deze gebeurtenis: ‘Het ging als een lopend vuurtje door de stad dat die man zou worden opgehaald. Toen de vlieger het V-teken maakte, reageerden de mensen door op dezelfde manier terug te groeten, waarbij ook geroepen en geschreeuwd werd. De Duitsers stonden gewoon machteloos.’

Bemanningsleden
Kort daarop vertrok het vaartuig met aan boord Gartlan en de gesneuvelden. De gesneuvelde piloten werden op De Nieuwe Ooster begraafplaats te Amsterdam begraven. Gartlan was de enige geallieerde vlieger die tijdens de oorlog in levende lijve door de vissers in Elburg aan wal werd gebracht. De bemanning van de Wellington X9786 ‘F’, die na een vlucht naar Bremen huiswaarts keerde, bestond naast Sergeant Gartlan uit: Pilot Officer R.L. Hage (piloot-gezagvoerder), Sergeant A.K. Smith (waarnemer), Sergeant K.D. Jones (waarnemer) en Sergeant D. Fischer (schutter/radiotelegrafist). Het toestel behoorde tot de 26e Operational Training Unit van de RAF en had als basis Wing, in Buckinghamshire. In de nacht van 13 op 14 september 1942 werd een strijdmacht van 446 vliegtuigen uitgezonden. 387 vliegtuigen verschenen boven de doelen. Zesentwintig toestellen gingen die nacht verloren, voor het merendeel Wellingtons.

 

LEVENSLOOP JOHN GARTLAN (1920-2019)
John Alexander Gartlan werd op 6 september 1920 geboren te Philadelphia. Als jongeman van 21 jaar meldde hij zich als vrijwilliger aan bij de Royal Canadian Air Force in Montreal. Via Canada werd Gartlan in 1942 overgeplaatst naar de basis Bornemouth in Engeland om deel te nemen aan de luchtoorlog tegen Duitsland. In de nacht van 13 op 14 september 1942 maakte Gartlan deel uit van de bemanning van de Vickers Wellingtoan X9786 ‘F’. Doel van de vlucht was het bombarderen van Bremen. Na het afwerpen van de bommenlading werd de Wellington in de buurt van Bremen getroffen door luchtafweergeschut, maar kon desondanks terugkeren. In de buurt van Kampen-Elburg werd het toestel echter op een hoogte van ongeveer 3.000 meter uit de lucht geschoten door een Duitse nachtjager. De Vickers Wellington stortte enkele kilometers buiten Elburg in het IJsselmeer. Gartlan wist zich nog net op tijd te redden met een geslaagde parachutesprong. De andere bemanningsleden waren: P/O R.L. Hage, Sgt. A.K. Smith, Sgt. K.D. Jones en Sgt. D. Fischer. Zij overleefden de crash niet. John Gartlan werd door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt. Nog dezelfde dag werd hij met een Schnellboot naar Amsterdam overgebracht.

            
Via Amsterdam kwam John Gartlan in Oberursel (nabij Frankfort) in een ‘Luftwaffe-kamp’ terecht. Hier zetelde het ‘ondervragingscentrum’ van de Duitsers. Na ongeveer een maand wist hij daar te ontsnappen. In diezelfde tijd bombardeerden de Engelsen juist de omgeving van Frankfort. Er vielen veel slachtoffers en de materiële schade was groot. Drie dagen na zijn ontsnapping werd Gartlan opnieuw door de Duitsers opgepakt. In een plaatselijke gevangenis werd hij langdurig verhoord door de Gestapo. Nadat de bevolking van Frankfort vernam dat er een Amerikaan in de gevangenis zat, liep Gartlan -vanwege de geallieerde bombardementen- het gevaar gelyncht te worden. Met een legerbusje vervoerden de Duitsers hem naar Starlag Lamsdorf, in de buurt van de Poolse grens.

Als krijgsgevangene stond Gartlan geregistreerd onder kampnummer 2743. Gartlan slaagde ook daar er in om een paar keer te ontsnappen, maar werd telkens weer opgepakt. Er zaten ongeveer 500 Britse krijgsgevangenen en enkele Amerikanen in dat kamp. Toen tegen het einde van de oorlog de Russen de Pools-Duitse grens doorbraken, besloot de kampleiding dat de krijgsgevangenen het kamp moesten verlaten. De gevangenen kregen de opdracht in westelijke richting te marcheren. Het werd een tocht van tweeënhalve maand in de barre winterkou met temperaturen ver onder het vriespunt. Een aantal gevangenen stierf onderweg. Gartlan liep bij deze tocht bevriezingen aan zijn benen op. Uiteindelijk viel de groep in handen van de Amerikaanse bevrijders. Niet lang daarna vloog John Gartlan terug naar Bornemouth in Engeland. Daar werd hij op grond van zijn moedige gedrag tijdens krijgsgevangenschap bevorderd van Sergeant tot Pilot Officer.

Na de oorlog correspondeerde Gartlan enkele keren met de gebroeders Westerink uit Elburg. Omstreeks 1948 verwaterde het contact. In de nazomer van 1994 zocht de oudheidkundige vereniging Arent thoe Boecop contact met het KRO-televisieprogramma Spoorloos. De redactie van dit programma schakelde het netwerk van de Amerikaanse correspondenten in. Na een lange en moeizame speurtocht slaagde men er uiteindelijk in John Gartlan te traceren. Hij bleek in West Palm Beach (Florida) te wonen. John Gartlan toonde zich zeer verrast over de belangstelling uit Nederland. Over Elburg wist Gartlan zich na ruim vijftig jaar niet zoveel meer te herinneren. Wel herinnerde hij zich dat hij werd verhoord in het huis van de Ortskommandant.

De vertaling werd gedaan door een plaatselijke onderwijzer. Wat echter nog steeds in zijn geheugen stond gegrift, was het enthousiasme van de bevolking: ‘People were cheering and saying hello’. Na zijn verhoor begeleidden de Duitsers Gartlan, onder grote belangstelling van de Elburger bevolking, door de straten naar de haven. John Gartlan vestigde zich na de oorlog in Philadelphia, Pennsylvania (USA). Hij trouwde in 1947 en kreeg uiteindelijk drie kinderen. Gartlan werd eigenaar van de Fergusson Solvent Company (chemical engineering) en was een succesvolle ondernemer. In 1983 verkocht hij deze onderneming. Na ongeveer tien jaar op de Bahama’s gewoond te hebben, vestigde het echtpaar Gartlan zich vervolgens in West Palm Beach, Florida. Op 6 april 2019 kwam er een einde aan het leven van John Gartlan. Hij bereikte de hoge leeftijd van 98 jaar.