Soldaten van Oranje

Kort na de bevrijding keerden in Elburg drie jonge mannen terug die een (groot) deel van de oorlog in Engeland hadden doorgebracht. Het waren zogeheten Engelandvaarders. In het eerste oorlogsjaar lukte het hen om aan krijgsgevangenschap te ontkomen en Engeland te bereiken. Hun levensverhalen zijn indrukwekkend. Marten de Beer, Joop ten Have en Tinus van de Wetering wisten hun buitenlandse avontuur uiteindelijk te overleven.

MARTEN DE BEER
Marten de Beer (1910-1993) werd op 25 juli 1910 in Elburg geboren. Zijn ouders waren Pieter Willem (Piet) de Beer en Lubberta Elizabeth de Gunst. Bij de geboorteaangifte van zijn zoon was Piet de Beer afwezig. Hij was als visserman actief op zee en was niet in de gelegenheid om zijn zoontje aan te geven bij de Burgerlijke Stand. Opa Gerrit de Gunst (smid) en zijn oom Peter de Gunst (smidsknecht) waren getuigen bij de geboorteaangifte van Marten. In zijn jonge jaren werd Marten de Beer vissersknecht bij zijn vader op de bons EB 35. Door de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 werd het steeds duidelijker dat de visserij weinig toekomstkansen bood. Nog voor het uitbreken van de oorlog vond Marten de Beer werk als corveeër in de Legerplaats Oldebroek. Marten de Beer trouwde in 1935 met Jansje van de Wetering (1913-1982). In 1936 werd hun zoon Pieter Willem (Piet) geboren. Het gezin De Beer woonde aan de Noorderkerkstraat 26. De naderende oorlog zou het levenspad van Marten de Beer drastisch veranderen.

   
Koninklijke Marine
Tijdens de mobilisatie, in 1939, kreeg Marten een oproep voor militaire dienst. Hij kwam terecht bij de Koninklijke Marine in Den Helder. Marten kwam aan boord van de door de Marine gevorderde zeesleper Amsterdam. Het provisorisch bewapende schip moest, net als andere gevorderde schepen, dienst doen bij het controleren van de scheepvaart op de Noordzee. De neutraliteit van Nederland moest bewaakt worden. Tot één van de gevaarlijkste taken behoorde het onschadelijk maken van drijvende mijnen in zee. In veel gevallen konden de mijnen met mitrailleurvuur tot ontploffen of zinken worden gebracht, maar vooral in de nachtelijke uren was de situatie vaak heel gevaarlijk. Daarnaast was er het gevaar van voortdurende torpedo-aanvallen door Duitse onderzeeërs. De Amsterdam wist echter alle aanslagen te overleven.

Den Helder en Engeland
In de nacht van 9 op 10 mei 1940 beleefde Marten de Beer opnieuw angstige momenten. Marten bevond zich op dat moment in Den Helder. In de vroege ochtend van 10 mei 1940 werd Den Helder gebombardeerd. Juist op dat moment waren zijn 4-jarig zoontje Piet en zijn vrouw op bezoek in Den Helder. De familie De Beer bleef ongedeerd. Ook het schip de Amsterdam kwam ongeschonden uit het bombardement. Marten kreeg kort daarna te horen dat hij zich klaar moest maken voor de overtocht naar Engeland. Op 14 mei vertrok hij op de Amsterdam richting Engeland. Het werd een zeer gevaarlijke overtocht. Onderweg moest het schip door een mijnenveld varen. Een Duits vliegtuig wierp zelfs magneetmijnen af. In Londen werd Marten al vrij snel bevorderd tot korporaal VSD (Van Speciale Diensten). Zijn werkzaamheden waren voornamelijk in de kantine van het marinepersoneel.

Dundee
In mei 1941 werd Marten de Beer overgeplaatst naar het Schotse Dundee. Hier lag het passagiersschip de Colombia afgemeerd. Het schip was door de Koninklijke Marine gevorderd en omgebouwd tot onderzeebootmoederschip. In Dundee was een eigen reparatieplaats en er waren onderkomens voor de bemanningen van de onderzeeërs. Er waren in Dundee zoveel Nederlanders, dat er speciaal voor hen een Holland House was ingericht. Marten de Beer werkte ook hier in de kantine, voornamelijk achter de bar. In Dundee kwam Marten in contact met de familie Abbot. In hen trof hij een zeer goed gastgezin. Ondertussen leerde Marten de Engelse taal steeds beter beheersen. In Dundee kreeg Marten de Beer het bericht dat er in Wolverhampton twee bekende Elburgers waren gelegerd. Dat waren Joop ten Have en Tinus van de Wetering. Marten zocht onmiddellijk contact met de beide mannen door hen uit te nodigen naar hem toe te komen. In Dundee ontmoetten de drie Elburgers elkaar hartelijk. Er werd bijgepraat en een fotograaf maakte een bijzonder groepsportret met het gastgezin Abbot. Daarnaast maakten de Elburgers kennis met de mooie stad Dundee.


Ceylon en Zuid-Afrika
Het leven van Marten de Beer kreeg een wending in januari 1942. De Colombia werd een van de begeleidende schepen van een konvooi met bestemming Colombo, op het eiland Ceylon. Marten moest met deze expeditie mee. De tocht was niet zonder gevaar. Medio mei 1942 kwam het bevel om de haven van Colombo te verlaten en op te stomen naar Bombay. Twee dagen na hun vertrek bombardeerden de Japanners de haven van Colombo. Een totale verwoesting was het gevolg.

East London
Na een aantal maanden in Bombay gelegen te hebben, volgde eind augustus 1942 de opdracht om naar East London in Zuid-Afrika te varen. Daar kon de bemanning een periode tot rust komen. Via het Rode Kruis correspondeerde Marten met het thuisfront, soms per brief, maar ook wel eens per telegram. Voor de Colombia wachtte een nieuwe opdracht. Het plan was om het schip weer dienst te laten doen in de zeeën in de omgeving van Colombo. Daartoe moest het schip eerst in een andere Zuid-Afrikaanse haven opgeknapt worden. Opnieuw kwam het leven van Marten de Beer in gevaar. Op 27 februari 1943 voer de Colombia uit. Een Duitse onderzeeër, de U-516 van de Gruppe Seehund, lanceerde een torpedo waarbij het schip in kort tijd tot zinken werd gebracht. De bemanningsleden, waaronder Marten, konden grotendeels met sloepen worden gered. Acht bemanningsleden vonden echter de dood. Marten de Beer kreeg in East London onderdak bij de gastvrije familie Atsma.

Terugkeer naar Europa
In East London kwam na enige tijd het bevel dat de bemanning van de Colombia moest inschepen met bestemming Colombo op het eiland Ceylon. Vanaf dat moment kwamen de briefjes en telegrammen van Marten de Beer naar Elburg niet meer door. Het thuisfront hoorde maandenlang niets van Marten en werd zeer ongerust. Eindelijk, op 6 april 1945, werd de terugkeer naar Europa ingezet. Vanuit Kaapstad vertrok het reusachtige schip Queen Mary naar Engeland. Aan boord bevonden zich, naast de bemanning van de Colombia, ongeveer drieduizend Italiaanse krijgsgevangenen. De tocht verliep voorspoedig. Na aankomst in Engeland kwam Marten de Beer na korte tijd weer terug in Dundee. Er volgde spoedig daarna overplaatsing naar Londen.

Opnieuw dreigde gevaar. Londen werd in die tijd regelmatig bestookt met V-1 en V-2 raketten. Maar ook dit wist Marten uiteindelijk te overleven. Vrijwel meteen na de Duitse capitulatie voer Marten met vele anderen naar Antwerpen. Van daaruit keerde Marten na een afwezigheid van ongeveer vijf jaar terug naar Elburg. Op 24 mei 1945 arriveerde Marten de Beer op de Vischmarkt. Zijn vrouw en zoontje waren zeer aangenaam verrast. De Elburgers verwelkomden Marten met grote blijdschap. Via een advertentie in de Elburger Courant van 8 juni 1945 bedankte de familie De Beer de Elburger bevolking voor de warme belangstelling.


Terugkeer
Het verblijf in Elburg duurde slechts tien dagen. Na zijn verlof moest Marten de Beer terug naar Engeland. Een paar maanden later keerde hij definitief terug naar Nederland. In Den Haag kreeg Marten de Beer in 1945 een baan op de marinekazerne. Jansje de Beer en haar zoon Piet verhuisden kort daarna naar Den Haag. Hier werd in 1946 dochter Hennie geboren. Maar de familie De Beer kon in Den Haag niet aarden. Na ongeveer twee jaar keerde de familie terug naar Elburg. Marten de Beer kreeg bij het ASK op ’t Harde een baan als magazijnmeester. Die baan vervulde hij tot zijn pensionering. In 1949 verhuisde de familie De Beer naar de woning Nunspeterweg 45. Marten de Beer stierf op 1 mei 1993 op de leeftijd van 82 jaar.

JOOP TEN HAVE EN TINUS VAN DE WETERING
In de meidagen van 1940 waren de Elburgers Joop ten Have en Tinus van de Wetering als dienstplichtige soldaten gelegerd in De Peel (Noord-Brabant). Op het moment dat in die omgeving Duitse parachutisten op 10 mei 1940 landden, kregen de Nederlandse militairen het bevel zich terug te trekken richting Vught. Van daaruit trok de groep soldaten via Tilburg naar Breda. Maar ook de omgeving van Breda bleek niet veilig. De groep soldaten was ondertussen door de ontstane verwarring uit elkaar gevallen. Joop en Tinus waren elkaar kwijt. Tinus van de Wetering begaf zich richting Antwerpen. Na de capitulatie keerde hij terug naar Zeeuws-Vlaanderen, waar de strijd tegen de Duitsers nog even doorging. Daar ontmoette hij wederom zijn kameraad Joop ten Have. Na de Nederlandse overgave vluchtte een aantal soldaten via België en Noord-Frankrijk richting Cherbourg. Het werd een moeilijke, ongeorganiseerde, zware tocht. Onder deze groep bevonden zich ook de Elburgers Joop ten Have en Tinus van de Wetering.

   
Wales
Na een periode van afwachten en gevaar kon de groep Nederlandse soldaten uiteindelijk de haven van Cherbourg verlaten. Met het schip The Lady of Man werd de oversteek naar Southampton gewaagd. Ondanks het gevaar van duikboten en beschietingen wisten het schip en de bemanning Engeland veilig te bereiken. Per trein bereikte men vervolgens Haverfordwest, in het zuidwestelijke deel van Wales. Deze plek bleek een verzamelplaats te zijn voor Nederlanders. De ontvangst was gastvrij. Enkele weken later was er echter grote verwarring en paniek. De groep Nederlanders kwam in gevangenschap terecht. Er bleken zich onder de troepen enkele verraders en zelfs Duitsers in Nederlandse uniformen te bevinden. Tinus en Joop werden na drie dagen weer vrij gelaten en kwamen vervolgens (tijdelijk) terecht in een tentenkamp.

Voetbalcarrière
Na enige tijd werden Tinus van de Wetering en Joop ten Have overgeplaatst naar Congleton, in de buurt van Manchester. Ze werden ingekwartierd in ruimtes boven een fabriekshal. Overdag werd geoefend en gemarcheerd. En in hun vrije voetbalden de beide mannen, zoals ze dat ook in Elburg hadden gedaan. Hun talent viel al vrij snel op. Na enige tijd werden de beide Elburgers overgeplaatst naar Wolverhampton. Ook hier voetbalden ze op vrije momenten. Beiden werden na enige tijd geselecteerd voor het Nederlands militaire elftal. Tinus en Joop mochten diverse interlands spelen waaronder zelfs een wedstrijd in het Wembley-stadion in Londen. Onvergetelijk waren de wedstrijden tegen de Belgen, maar Joop en Tinus speelden ook interlands tegen onder andere de Fransen, de Tsjechen en de Engelsen. Joop ten Have was linksback, terwijl Tinus van de Wetering stopperspil was. Dat het serieuze interlands waren, bleek wel uit de aanwezigheid van hoogwaardigheidsbekleders zoals premier Gerbrandy, de Belgische premier en enkele leden van het Koninklijk Huis.

   
Contact met thuis
Tinus en Joop hadden in de begintijd vanuit Engeland lange tijd nauwelijks contact met het thuisfront in Nederland. In Elburg werd zelfs het ergste gevreesd. Maar toen Joop ten Have bij een voetbalinterland voor de radio werd geïnterviewd door de bekende verslaggever Albert Milhado (reporter bij de Nederlandse sectie van de BBC) werd dit bericht door iemand uit Elburg opgevangen. De familie Ten Have werd snel op de hoogte gebracht. Bij de familie Van de Wetering leefde intussen zelfs de vrees dat Tinus was gesneuveld in De Peel. Het Nieuws- en Advertentieblad voor Elburg en omstreken kon in de editie van 29 oktober 1940 echter over de Engelandvaarders goede berichten melden. De redacteur schreef:

Elburg. Eenige tijd geleden waren er onzekere berichten over enkele Elburgers in militaire dienst, van wie sinds de oorlogsdagen in mei nog steeds niets gehoord was. De berichten vonden toen helaas geen bevestiging. Thans zijn er echter andere berichten ingekomen bij de betrokken families, deels van het Roode Kruis, deels van een brief van een marconist, waarop met meer grond hoop kan worden gevestigd, dat de drie vermisten nog in leven zijn. Er valt haast niet aan te twijfelen, dat zij indertijd behouden naar Engeland zijn overgekomen. Het betreft hier de Elburgsche vermisten M. de Beer, J. ten Have en M. van de Wetering. Van deze jongemannen zelf is nog geen schrijven ontvangen, maar de berichten over hen zijn van dien aard, dat de verwachting kan blijven leven, dat zij na verloop van tijd nog behouden te Elburg zullen kunnen terugkeeren. Dat dit het geval moge worden, wenschen wij met andere medestadgenooten van harte de betrokken families toe. 

Pas tegen het einde van 1941 werd het contact vanuit Engeland naar Elburg wat beter. Joop ten Have en Tinus van de Wetering kregen vanaf die tijd de mogelijkheid om via het Rode Kruis zo nu en dan een kort briefje van maximaal 25 woorden aan de familie te schrijven.

Prinses Irene Brigade
In januari 1941 werd in Congleton de Prinses Irene Brigade opgericht. Enkele maanden na de oprichting werd de Brigade in Wolverhampton gestationeerd. De Brigade telde tussen de 1.200 en 3.500 manschappen. De Elburger mannen maken in deze periode kennis met Engelse meisjes. Tinus van de Wetering trad in november 1943 in het huwelijk. Toen hij ongeveer acht maanden later in verband met de ophanden zijnde invasie overgeplaatst werd naar Londen, was zijn vrouw hoog zwanger. Het zou ongeveer negen maanden duren voordat Tinus voor het eerst zijn zoon zou zien. Al die tijd wist zijn vrouw niet precies waar Tinus zich bevond.

Normandië
Ter voorbereiding op de geallieerde gevechten werden Tinus en Joop in Londen ondergebracht in de dokken van de havens. Het was in Londen in die tijd zeer gevaarlijk, omdat met regelmaat vijandige V-1 en V-2 raketten insloegen. In augustus 1944, een aantal weken na D-day, gingen Van de Wetering en Ten Have scheep. Korte tijd later landde de Prinses Irene Brigade op de stranden in Normandië bij Arromanches. Op 12 augustus 1944 nam de Brigade deel aan de gevechten bij Pont-Audemer en Saint-Come. Daarna rukte de Brigade via België op richting Nederland. De Prinses Irene Brigade nam deel aan de Operatie Market Garden en speelde een belangrijke rol bij de bevrijding van andere delen van Nederland, zoals Walcheren (Zeeland), Tilburg en Hedel. In maart en april 1945 sneuvelden bij zware gevechten op Walcheren en in de omgeving van Hedel een aantal leden van de Prinses Irene Brigade.

Capitulatie
Na de Duitse capitulatie verloren de beide Elburger vrienden elkaar tijdelijk uit het oog. Tinus van de Wetering kwam terecht op Paleis Het Loo in Apeldoorn. Daar werden tijdelijk manschappen ondergebracht. Van daaruit besloot Tinus medio juni 1945 af te reizen naar Elburg. Bij het uitstappen op de Vischmarkt werd hij zeer hartelijk door de Elburgers begroet. Een paar weken later kreeg Tinus toestemming om weer terug te keren naar Engeland om zijn vrouw te bezoeken. Eind december 1945 mocht Van de Wetering nogmaals naar Engeland afreizen. Dit keer om zijn vrouw en kind voorgoed op te halen. In Elburg bleek het lastig om een bestaan op te bouwen. Na enige tijd vertrok het gezin Van de Wetering richting Den Haag.Ook Joop ten Have keerde terug naar Elburg. In de Elburger Courant van 15 juni 1945 plaatsten zijn ouders uit dankbaarheid een advertentie:

Met dank aan God en groote blijdschap geven wij kennis van de behouden thuiskomst uit Engeland van onze zoon, broeder en oom Joop ten Have. Tevens dank aan allen voor de betoonde belangstelling.
Fam. A. ten Have
Bloemstr. 4, Elburg.

Joop ten Have verbleef na de oorlog nog enige tijd op een kazerne in Den Haag. Ook hij haalde na verloop van tijd zijn vrouw op uit Engeland. Het echtpaar Ten Have woonde na de oorlog slechts korte tijd in Elburg. Even werd overwogen naar Australië te emigreren, maar daar werd van afgezien. De familie Ten Have verhuisde uiteindelijk naar Hilversum om daar het leven verder op te pakken. De vriendschap en het contact tussen Joop ten Have en zijn vriend Tinus van de Wetering bleef overigens het hele verdere leven gehandhaafd.

JOOP TEN HAVE (1919-1982)
Johannes (Joop) ten Have werd geboren op 24 september 1919 te Elburg. Zijn ouders waren Aalt ten Have en Aaltje van de Pol. Tijdens de mobilisatie verbleef Joop ten Have in een kazerne te Leiden. Na de capitulatie van het Nederlandse leger wist Joop naar Engeland te vluchten. Vanaf de zomer van 1943 tot juli 1945 was Joop ten Have korporaal bij de 1e gevechtsgroep van de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene. Als chauffeur-monteur stond hij bekend als een uiterst bekwaam vakman. In Engeland kreeg Joop ten Have na verloop van tijd kennis aan een Engels meisje. Hij trouwde op 27 maart 1943 in Bilston (Wolverhampton) met Lily Henderson (1921-1983). Hun enige kind Aartje Ellen ten Have werd op 10 juli 1946 geboren in Engeland.

Joop ten Have woonde met zijn vrouw en dochter eerst een periode in Hilversum. Daar werkte Joop bij de firma Van der Horst Europe B.V., een onderdeel van Stork machinefabrieken. Later ging Joop werken op een vestiging van dit bedrijf in Zwolle. Het gezin verhuisde om die reden vanuit Hilversum naar Elburg en ging wonen aan de Nieuwstadsweg 4. Joop ten Have stierf op 16 februari 1982 in Elburg. Vier dagen later werd hij begraven op de begraafplaats aan de Bovenweg op ’t Harde. Zijn vriend Tinus van de Wetering en zijn vrouw Ada plaatsen in de Elburger Courant van 19 februari 1982 een rouwadvertentie waarin hun blijvende vriendschap doorklonk: Old soldiers never die, they just fade away.