Fotograaf Hup

ZES ILLEGALE WERKERS IN GEVANGENSCHAP
Op 2 december 1941 werd de Elburger manufacturier Evert Jan Hup (1915-1986) in Nunspeet gearresteerd. Evert Jan wist nog snel een bericht naar zijn vrouw Aartje te sturen met de opdracht om Rutger Lokhorst uit Doornspijk te waarschuwen. Lokhorst was in het bezit van bepaalde adressen en beschikte over informatie, die onmiddellijk vernietigd moest worden. Maar het was al te laat. De Duitsers deden een inval bij Rutger Lokhorst en vonden bij de huiszoeking belastend materiaal. Daarbij kwam ook de naam van fotograaf Arend Willem Hup (1913-1987), de broer van Evert Jan, in beeld. Op 11 december 1941 kwamen twee Duitsers de fotowinkel van Arend Willem Hup aan de Jufferenstraat 16 binnen. Ze vroegen hem kort iets over Het Parool en namen Hup vervolgens mee voor verhoor naar het gemeentehuis aan de Van Kinsbergenstraat. In een van de cellen aan de Hondegatsteeg bracht Hup de nacht door.

Zes arrestanten
Naast de gebroeders Hup werden binnen korte tijd nog enkele mannen gearresteerd. Op 15 december 1941 werd de in Nunspeet woonachtige onderwijzer Dirk Wassenaar gearresteerd. Hij gaf les aan het Instituut Van Kinsbergen. De Doornspijker onderwijzer Rutger Lokhorst werd vervolgens een dag later opgepakt. Jan Bultman, wonende aan de Goorweg te Doornspijk, werd ook op 16 december 1941 gearresteerd. En op 22 december 1941 werd de kantoorbediende Hendrik Jan Kleinbussink opgepakt. De zes arrestanten werden allen beschuldigd van het in bezit hebben en verspreiden van illegale Deutschfeindliche Flugschriften (Duits-vijandige vlugschriften), met name Het Parool. Evert Jan Hup had het zelfs gewaagd om een anti-Duits protest op een lantaarnpaal op de Vischmarkt in Elburg op te plakken. Verder had Evert Jan een zeer vernederende brief aan een Elburger NSB-sympathisant geschreven. Rutger Lokhorst bleek diverse illegale blaadjes in zijn bezit te hebben. De Duitse bezetters wilden uiteraard van de arrestanten weten van wie ze deze illegale blaadjes ontvingen en hoe de organisatie in elkaar stak.

   
Het Oranjehotel te Scheveningen
Een dag na zijn arrestatie werd Arend Willem Hup naar de Koepelgevangenis in Arnhem overgebracht. Daar verbleef Hup ongeveer tien dagen, voordat hij in de gevangenis Het Oranjehotel in Scheveningen werd vastgezet in cel 503. Driesje Hup-Schuurman (1915-2006) mocht haar man één keer per maand bezoeken. Ze reisde samen met haar schoonzus Aartje uit Nunspeet, want ook Evert Jan Hup was inmiddels in de gevangenis van Scheveningen vastgezet. De zaak diende op 6 februari 1942. Op 2 april 1942 kreeg mevrouw Hup officieel bericht dat ze de gevangenis in Scheveningen niet meer hoefde te bezoeken. Haar man Arend Willem Hup, die al die tijd in voorarrest had gezeten, kreeg zijn vonnis op 25 maart 1942 voorgelegd. Hij kreeg negen maanden celstraf. Zijn broer Evert Jan werd veroordeeld tot een straf van elf maanden.

Bochum
Arend Willem Hup werd kort na zijn veroordeling overgebracht naar een strafgevangenis in het Duitse Bochum. Daar moest hij zijn resterende straftijd uitzitten. In deze strafgevangenis zaten politieke gevangenen en criminelen uit diverse landen. Er moest hard worden gewerkt. Elke ochtend moest Arend Willem Hup onder escorte van Duitse soldaten met de buitenploeg naar de werkplek. Pas in de avonduren kwamen ze terug bij de strafgevangenis. Overdag moesten de gevangenen de lemen hellingen van een verdiepte spoorweg versterken. Door dit zware werk raakte Hup uitgeput en vermagerde hij sterk. In september 1942 zat zijn straftijd er op. Arend Willem Hup mocht eindelijk naar huis. Bij thuiskomst bleek hij nog maar negentig pond te wegen.

Bij zijn terugkeer in Elburg werd Arend Willem Hup onder grote belangstelling van de Elburger bevolking hartelijk begroet. In de Jufferenstraat stond het zwart van het volk. Diverse Elburgers gaven de familie Hup onder andere boter, vlees, vis en groente. Het meeleven was groot. Voor de familie Hup in Elburg was het een zware tijd. Negen maanden lang leefde de familie in onzekerheid. Mentaal was het voor Arend Willem Hup een zeer zware tijd geweest. Ook na zijn thuiskomst waren de fysieke gevolgen nog een poosje merkbaar. Het herstel van gezondheid trad redelijk snel in. Op 20 oktober 1942 schreef Arend Willem Hup aan een vriend: Ik ben gelukkig weer helemaal klaar. Ik heb nog 14 dagen met de maag gesukkeld, maar ik eet nu weer van alles.

   

BRIEF VANUIT SCHEVENINGEN
Op donderdag 19 december 1941 schreef Arend Willem Hup vanuit de strafgevangenis in Scheveningen een brief aan zijn vrouw Driesje en aan zijn zoontje Marinus. De brief werd pas op 15 januari 1942 in Elburg ontvangen. De letterlijke inhoud van de brief luidde:

Beste vrouw en Marinus, even wil ik jullie berichten als dat ik goed gezond ben, en hoop van jullie hetzelfde te vernemen.Hoe is het met vader en moeder, ik hoop van goed. Volgens je laatste brief loopt vader al weer buiten, dat vind ik fijn. Hoe is het met de zaak? Het zal wel niet erg druk wezen, he? Of wel? Doe maar kalm aan en hou je goed. Veel nieuws weet ik niet. Ik hoop weer gauw in jullie midden te zijn. Doe allen de groeten van mij. Zeg Driesje, wil je de telefoon opzeggen. Dat wik Fok [Hengeveld] misschien wel in orde voor je maken. En vraag maar aan meneer Conijn of die niet iemand weet, die het afdrukwerk voor mij kan maken, want dat kan Fok toch allemaal niet doen. Die moet toch studeren. Mijnheer Conijn weet wel wat ik bedoel (een afwerkcentrale), maar die moet dan goed werk leveren. Zeg vrouwtje, je moet goed blijven eten hoor. Anders loopt het mis met je. Nu ontvang vele groeten van mij en geef Marinus een zoentje van mij. Je liefhebbende man, Arend Willem

P.S. Als je soms moeilijkheden met de foto’s hebt, dan vraag je maar aan mijnheer Conijn of die je een beetje wil helpen. Die heeft er wel verstand van. Verder doe je maar zoals je het beste uitkomt. Nogmaals vele groeten, Arend Willem

In mentaal opzicht lieten de gebeurtenissen van de oorlogsjaren Arend Willem Hup echter zijn verdere leven niet meer los. Daarvoor was te veel gebeurd…