Verzetsman Dick Bleij (1919-2011)
Op 24 november 1983 kreeg Dick Bleij de Yad Vashem-penning uitgereikt. Hij kreeg deze onderscheiding voor zijn vele verzetswerk in Oldebroek en Elburg tijdens de oorlogsjaren. Op hetzelfde moment werden postuum ook zijn ouders Jan Hendrik Bleij en Jacoba Westerink geëerd als Rechtvaardigen onder de Volkeren. Zij hadden tijdens de oorlogsjaren twee Joodse kinderen onderdak gegeven. Het initiatief voor het verlenen van de Yad Vashem-onderscheidingen was genomen door Mozes Bouwman (1909-1993), de vader van de twee Joodse onderduikkinderen Jons en Koosje Bouwman. Voor Dick Bleij werd op 17 mei 1984 ook nog een boom geplant in Jeruzalem.
Verzetswerk
Dirk Christiaan Bleij werd geboren op 14 september 1919 in Oostendorp (destijds gemeente Doornspijk). Zijn ouders waren Jan Hendrik Bleij (1886-1862; machinist bij de Nederlandsche Centraal-Spoorwegen N.V.) en Jacoba Westerink (1891-1970). Na zijn schoolopleiding kreeg Dick Bleij een baantje als volontair op de secretarie van het gemeentehuis te Elburg. In maart 1941 werd Bleij op arbeidscontract benoemd op de afdeling sociale zaken van de gemeentesecretarie van de gemeente Oldebroek. Korte tijd later raakte hij actief betrokken bij het verzet. Dick Bleij was met name actief bij het vinden van contactadressen voor onderduikers, het veranderen van het bevolkingsregister en het vervalsen van persoonsbewijzen.
Jons en Koosje Bouwman
Voor de Joodse kinderen Jons en Koosje Bouwman zorgde Dick voor onderdak bij zijn ouders aan het Bagijnendijkje 5 te Elburg. Beide kinderen verbleven begin 1943 op het landgoed Zwaluwenburg. Toen er gevaar voor hen dreigde haalde Dick Bleij Lion en Koosje Bouwman daar weg en bracht hen naar zijn ouders in Elburg. De kinderen Bouwman overleefden de oorlog mede door een goede en liefdevolle verzorging bij de familie Bleij. Ook bij zijn schoonouders aan de Westerwalstraat bracht Dick Bleij drie kinderen voor kortere of langere tijd onder. Ook deze kinderen overleefden de oorlog. Dick Bleij zorgde in de loop van 1943 ook voor een onderduikadres voor Mozes Bouwman en zijn vrouw Sophia, de ouders van Lion en Koosje. Het echtpaar Bouwman vond een veilige plek bij Albert van Enk (1909-1958) en Willempje van Enk-van Dijk (1906-1993) in Oldebroek. Op dit adres verbleef het echtpaar Bouwman tot eind juli 1944. Het echtpaar Van Enk kreeg op 24 november 1983 de Yad Vashem-penning uitgereikt.
Concentratiekamp Dachau
In het najaar van 1943 werd Dick Bleij verraden. De Duitsers arresteerden hem op 12 oktober 1943 ‘wegens verleende hulp aan Joden’. Bleij werd enige tijd opgesloten in de strafgevangenis te Scheveningen, waarna hij werd overgebracht naar Kamp Vught. In mei 1944 werd Dick Bleij vanuit Vught gedeporteerd naar het beruchte kamp Dachau. Hij werd daar op 26 mei geregistreerd onder het kampnummer 89238. In het concentratiekamp Dachau overleefde Dick Bleij onder zeer zware omstandigheden de oorlog. Op 29 april 1945 bevrijdden de Amerikanen het kamp Dachau. Op 24 mei 1945 kwam Dick Bleij met een ziekentransport van het Rode Kruis (colonne Helmond) met ongeveer 300 personen terug naar Nederland. Op zondagavond 29 mei 1945 arriveerde hij in slechte gezondheid bij zijn ouders aan het Bagijnendijkje te Elburg. Volgens de krant was de belangstelling van de bevolking bij deze terugkeer ‘buitengewoon groot’.
Levensloop
Dick Bleij had tijdens de oorlog verkering met Hermina (Miep) Westerink (1920-1987), dochter van Nicolaas Westerink (1893-1960) en Murkje Jaarsma (1890-1986). Met haar trouwde hij op 30 november 1945. Tijdens hun huwelijk waren de onderduikkinderen Jons en Koosje Bouwman bruidsjonker en bruidsmeisje. Dick en Miep Bleij kregen uiteindelijk vier kinderen. Dick Bleij werd na de oorlog kantoorbediende in Utrecht. Hij werkte daarna als bankdirecteur te Soest, Hilversum en Eindhoven. In 1979 ging hij met zijn gezin wonen in Achel (België). Het laatste jaar van zijn leven werd Dick Bleij verzorgd in een verzorgingstehuis in Emmeloord. Daar kwam op 5 december 2011 een einde aan zijn lange leven. Dick Bleij werd 92 jaar oud.