Martijn van Dam
Martijn van Dam werd in 1936 geboren in Amsterdam. Zijn ouders waren Meijer van Dam (1900-1944) en Henriëtte Elisabeth Mot (1905-1978). Meijer van Dam was kleermaker in Amsterdam en woonde met zijn gezin aan de Biesboschstraat 14 II. Meijer van Dam dook onder in Amsterdam. Daar is hij verraden. Hij kwam terecht in de gevangenis van Scheveningen. Vandaar werd hij naar Westerbork overgebracht waar hij in strafbarak 67 zat. Na vier maanden gevangenschap in Westerbork werd Meijer in maart 1944 op transport gesteld naar Auschwitz. Als sterfdatum staat 31 mei 1944 genoteerd.
Onderduikperiode in Elburg
In de loop van 1942 doken ook moeder Van Dam en haar beide zoontjes onder. Eerst in Amsterdam, maar in de loop van 1943 buiten Amsterdam. De kleine Martijn kwam uiteindelijk door toedoen van het verzet terecht in Elburg bij de familie Westerink aan de Beekstraat 14. Zuster Dé Verhoef zorgde voor een veilig onderkomen. Op de bovenverdieping van het pand Beekstraat 14 woonden onderwijzer Jaap Westerink en zijn vrouw Trui Broekhuizen. Het broertje van Martijn, David Rein van Dam, werd ondergebracht op een onderduikadres in Workum.
Naoorlogse jaren
Na de bevrijding bleek dat vader Meijer van Dam de oorlog niet had overleefd. Moeder Van Dam kwam getraumatiseerd uit de oorlog. Ze had haar onderduiktijd deels in kelders moeten doorbrengen. Daarnaast kon zij het verlies van haar man nauwelijks verwerken. Ze is in 1978 overleden. Martijn van Dam werd na de oorlog ondergebracht bij zijn tante en daar verder opgevoed. Broer David Rein werd ondergebracht bij zijn grootmoeder, in het huis waar ook zijn moeder verbleef. Pas in 1950 werden Martijn en Rein van Dam weer herenigd met hun moeder in de woning aan de Biesboschstraat te Amsterdam.