Eibert en Willem Spaan

Het laatste oorlogsjaar zou voor de familie Spaan uit ’t Harde een dramatisch verloop hebben. Eibert Spaan (1893-1945) en zijn vrouw Sientje Spaan-Berghorst (1895-1982) woonden met hun gezin op een kleine boerderij in de buurtschap Oostloo (Aperlo, nummer G 80). Eibert en Sientje hadden vijf zoons: Hendrik (1915), Frank (1917), Willem (1919), Aart (1925) en Reijer (1928). Een zoontje Aart was na ongeveer zeven weken overleden. De oudste twee zoons trouwden in 1941 en 1943 en woonden na hun huwelijk niet meer thuis. Het leek er op dat de familie Spaan redelijk goed door de oorlog zou heenkomen. Maar op zondagavond 10 december 1944 veranderde alles rigoureus.

   
Hinderlaag
Bij de boerderij van veehandelaar Herman Bouw klopten in de eerste week van december 1944 twee mannen in overalls aan. Het was onduidelijk wat ze wilden, maar al gauw leek het om twee Engelse piloten te gaan. Met gebaren maakten ze duidelijk dat ze behoefte hadden aan voedsel. De piloten hadden hulp nodig om weer terug te kunnen keren naar hun thuisbasis. Ze wilden weer herenigd worden met de geallieerde piloten achter de frontlinie. Er werd een afspraak geregeld met het ondergrondse verzet op zondagavond 10 december. Vanuit Elburg kwamen Aart Kruithof en Johan Brouwer naar de boerderij van Bouw voor en ontmoeting met de Engelse piloten, maar tot hun verbazing verschenen de piloten niet. Even later werden de verzetsmensen gearresteerd door zwaar bewapende Duitse militairen. De (verklede) piloten bleken geen Engelsen te zijn, maar Duitsers. De arrestanten waren in een hinderlaag gelokt.

Meer arrestanten
Al heel gauw werd duidelijk dat iedereen die zich in de omgeving van de boerderij van Bouw begaf, zou worden gearresteerd. Willem Spaan wilde die zondagavond nog even op bezoek bij zijn meisje Jannetje Haze. Dat werd hem fataal. Willem Spaan werd volkomen onverwacht opgepakt. Ook Diesmer Vlieger en zijn dochter Hendrikje werden gearresteerd. En in de vroege maandagmorgen werden ook de broers Willem, Beert, Hendrik en Teunis Vlieger ingerekend.Toen op maandagmorgen bleek dat Willem Spaan niet thuis bleek te zijn, was vader Eibert Spaan ongerust. Hij besloot op onderzoek uit te gaan. Bij de familie Haze, die iets verderop woonden, bleek Willem de avond daarvoor niet aangekomen te zijn. Wel was het de familie Haze opgevallen dat er bij de boerderij van Herman Bouw die zondagavond zwaaiende lichten van zaklantaarns waren te zien. Eibert Spaan besloot daarop naar Bouw te gaan om helderheid te krijgen. Dat werd hem noodlottig. Eibert Spaan werd gearresteerd. Ook Herman Bouw werd gevangen genomen. Zijn knechten Hendrik Haze en Aalt Berghorst wisten ternauwernood te ontkomen.

Naar Apeldoorn
Op maandag 11 december werden de arrestanten met en vrachtauto overgebracht naar de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn. Pogingen van Sientje Spaan-Berghorst om in Apeldoorn contact te krijgen met haar man en zoon en om winterkleding te bezorgen, hadden geen resultaat. Ze werd niet toegelaten. De arrestanten verbleven tot 19 december 1944 in Apeldoorn. Op die dag werd de groep (met uitzondering van Hendrikje Vlieger) overgebracht naar Kamp Amersfoort. Hendrikje Vlieger werd op 5 januari 1945 vrijgelaten. Ook Barend Bosman kwam vrij doordat zijn vader de Duitsers succesvol omkocht.

Brieven uit Kamp Amersfoort
Eibert en Willem Spaan mochten vanuit Kamp Amersfoort enkele brieven schrijven aan de familie op ’t Harde. Deze brieven werden vaak vooraf door de kampleiding gecontroleerd. De brieven zijn door de familie zorgvuldig bewaard. Op 20 december 1944 schreef Eibert Spaan onderstaande brief aan zijn vrouw Sientje Spaan-Berghorst: Lieve vrouw, hierbij deel ik u mede dat ik nog goed gezond ben, en ik hoop dat jullie het ook goed maken. En Aart van ganser harte wel gefeliciteerd met uw verjaardag. Ik hoop dat u die dag nog vele jaren mag beleven. En nu lieve vrouw ik hoop dat u het klaar speelt met de koeien. Maar als u niet weet wat u aan moet dan moet u ze maar verkopen. Ik hoop dat het gaat. Nu moet u maar zien. Hoe het verder zal gaan weet ik ook niet. Maar moed houden. Laat mijn broer u maar wat helpen en als u het niet aan kunt dan laat Van de Schootbrugge maar helpen. En nu verder maar de allerbeste wenschen voor de a.s. Kersdagen en een gelukkig nieuwjaar. Als u niet weet hoe u met het één en ander moet, gaat dan naar A. Rens. Verder de groeten aan alle vrienden en bekenden. E. Spaan 

Kampleven
In Amersfoort hadden Eibert en Willem Spaan contact met Hendrik van Os en de Elburgers Aart Kruithof, Johan Brouwer en Leo Spek. In een brief maakte Eibert Spaan duidelijk ze het goed maakten. Alle drie waren hoopvol op een spoedig weerzien. Eibert Spaan moest in Amersfoort wel wennen aan de kaalgeschoren hoofden van zijn mede lotgenoten. Door de grote hoeveelheid brieven was de controle minder. Daardoor kon Spaan redelijk vrijuit schrijven over de situatie in het kamp en kwamen zijn brieven met enige frequentie door de controle. Eibert Spaan was hoopvol dat hij en zijn zoon zouden worden afgekeurd. In vrijheidstelling leek volgens hem een redelijke optie. Maar hij hield er ook rekening mee dat zijn inschatting wellicht niet realistisch zou zijn. Over het eten was volgens Spaan niet te klagen. Alleen de appèls duurden iedere dag gemiddeld drie kwartier.

Uit de briefwisselingen bleek hoe de gemiddelde dagindeling in Kamp Amersfoort was. De gevangenen moesten om half zeven opstaan. Daarna moest men zich wassen in een gebouw waar veel kranen waren. Na het eten moesten de bedden worden opgemaakt. Om kwart voor acht was het appèl in de open lucht op een groot plein. Alle gevangenen werden geteld. Daarna moest men aan het werk. Om 13.00 uur was er weer een appèl waarna er werd gegeten. Vanaf twee uur tot half vijf moest er weer worden gewerkt. Dan was de dagtaak voltooid. Om zes uur volgde het avondeten waarna om half acht in de barakken het avondappèl was. Omstreeks negen uur gingen de lichten uit om te slapen.

Vertrek vanuit Kamp Amersfoort
Op 1 en 2 februari 1945 schreven Eibert Spaan en zijn zoon Willem hun laatste brieven vanuit Kamp Amersfoort. Ze werden het kamp uit gesmokkeld en bereikten de familie Spaan op ‘t Harde. Nog dezelfde dag werden ze op transport gesteld naar (wat later bleek) naar het concentratiekamp Neuengamme, in de buurt van Hamburg. Vader en zoon waren vol goede moed. Ze leefden in de veronderstelling dat de oorlog waarschijnlijk niet zo lang meer zou duren.

Mijn lieve vrouw en kinderen, zojuist komt het bericht dat we hier vandaan moeten en waar naar toe weten we niet. Nu hoop ik dat het ons mee zal vallen, maar we moeten afwachten. Nu wensch ik jullie het allerbeste toe, maar laat ons niet moedeloos worden. Lieve vrouw, denk aan ons in uw gebeden, want ik weet dat u voor mij en Willem bid. En wij zullen niet nalaten het ook voor jullie te doen. Naar het schijnt zal het niet zoo lang meer duren. En we hopen dat we elkaar in gezondheid weer mogen ontmoeten. Ik vermoed dat we naar Duitschland gaan. En nu kunnen we misschien niet meer schrijven, maar allen het allerbeste gewenscht. Wij gaan niet alleen. Er is er Eén die met ons gaat. Willem heeft ook een groot vertrouwen. Hij zegt: we komen wel weer thuis. En ik geloof het ook wel. We zullen wel weer komen. Nu schrijf ik maar niet over de boerderij. Laat het werk zooveel mogelijk doen en denk aan de jongens dat die niet dezelfde weg gaan. Het is ook zeer zwaar voor jullie. Maar God zal wel met ons zijn. En nu mijn lieve vrouw een ferme zoen en een handdruk in mijn gedachten ben ik steeds bij u. Dus moed houden. Dag Sientje. Het beste.

Zoon Willem Spaan vervolgt de brief: Nu lieve moeder en broers en verdere familie, kameraden en ook mijn meisje Jannetje. De Heer is onze Herder. Het beste, we zullen elkaar weerzien. De Heere is ons tot hulp en sterkte. De groeten van ons allebei en tot spoedig weerziens. We hebben geen tijd meer om te schrijven. Tot ziens, van vader en zoon. 

Neuengamme en Wöbbelin
Op 2 februari werden Eibert en Willem Spaan met de andere buurtgenoten per trein vanaf Amersfoort overgebracht naar het concentratiekamp Neuengamme. Daar arriveerden ze op 4 februari. Het contact met de familie op ’t Harde viel weg. Het leven in Neuengamme bleek ondragelijk zwaar. Er moesten zware stenen worden versjouwd en het eten was te weinig en van onvoldoende kwaliteit. Vanuit Neuengamme volgde overplaatsing naar het concentratiekamp in Wöbbelin. Willem Spaan kreeg dysenterie. Hij kwijnde langzaam weg, terwijl zijn vader hem probeerde te verzorgen. Willem stierf op 22 maart 1945 op 25-jarige leeftijd. Eibert Spaan was niet in staat om bij het begaven van zijn zoon te zijn. De volgende dag plantte hij een sneeuwbes op het graf.

Thuiskomst
Desondanks wist Eibert Spaan de verschrikkingen van het kampleven te overleven. De Amerikanen bevrijdden het kamp. Eibert Spaan werd per vliegtuig overgebracht naar Brussel. Ernstig verzwakt wist hij liftend in twee dagen thuis te komen. Vanaf de IJsselbrug bij Zwolle kreeg hij een lift van Engelse militairen. Zij brachten de verzwakte Eibert Spaan naar zijn boerderij op ‘t Harde. De thuiskomst was op 27 mei 1945. Hier vernam Eibert dat de familie reeds op de hoogte was van het sterven van zijn zoon Willem. Kort na zijn thuiskomst kwamen familieleden van mensen die ook waren gedeporteerd, informeren naar het lot van hun dierbaren. Eibert Spaan kon vanaf zijn bed in al zijn zwakheid soms informatie verschaffen. Maar zijn gezondheid bleek heel broos. Eibert kon voor het eerst zijn naar hem genoemde kleinzoon zien, maar zijn krachten namen per dag af. Eibert Spaan stierf op 6 juni 1945. Hij bereikte de leeftijd van 51 jaar. Op zijn begrafenis stond dominee Cuperus stil bij de tekst: En ik ben maar alleen ontkomen om het u aan te zeggen. Tijdens de begrafenisplechtigheid werd ook stilgestaan bij het sterven van Willem Spaan. De teraardebestelling had zo het karakter van een dubbele begrafenis. Op de grafsteen van Eibert Spaan op de begraafplaats aan de Zuiderzeestraatweg te Doornspijk staan de volgende woorden: Hij stierf als martelaar der Duitsche tirannie.