Rabbijn Waaker

RABBIJN ISAAC WAAKER EN ZIJN GEZIN
In de periode 1929-1934 was Isaäc Waaker godsdienstleraar te Elburg. Achteraf zou blijken dat hij de laatste rabbi in de geschiedenis van Joods Elburg was. Isaäc (Mozes) Waaker werd geboren op 30 mei 1907 te Amsterdam. Hij trouwde in 1931 te Amsterdam met Elisabeth Drukker (1905-1942). Isaäc Waaker vestigde zich op 24 juni 1929 vanuit Hoogezand in Elburg. Isaac Waaker werd in december 1928 benoemd tot leraar van de Joodse Gemeente te Hoogezand-Sappemeer. Het was zijn eerste gemeente, maar zijn verblijf in het hoge noorden duurde slechts een half jaar.

   
Intrede in Elburg
Op 1 juli 1929 deed rabbijn Waaker zijn intrede in Elburg. Hij was op dat moment slechts 22 jaar oud. De plaatselijke krant berichtte daarover op 3 juli het volgende: Maandag 1 juli had in de Israëlitische Gemeente alhier de bevestiging plaats van den nieuwen leeraar. Naar aanleiding van de woestijntocht van Israël, sprak de Opperrabbijn de heer Vredenburgh, den jongen leeraar toe. Hij legde den nadruk op de wachters, die bij dien tocht de hoofdleiding hadden, wachter der orde, signaalblazers die op gedreven zilveren bazuinen teekens gaven en wachters van den innerlijken schat, het hoogste goed. Op uw jeugdige schouders wordt de last gelegd van deze wachters.

Gij zult hebben te zorgen voor orde, gij zult verzamelen, blazen, juist in een kleine gemeente moet ieder aan dien oproep gehoor geven, één verzuim is dan reeds schadelijk. Ge zult den hoogsten schat bewaren en hebben hoog te houden. Een moeilijke taak. Twee dingen hebt ge voor u: een gemeente die belangstelt, hetgeen me bleek uit de angst, dat zij niet gauw genoeg een leraar zou krijgen en ten tweede: gij zijt jong en krachtig en hulp wacht u der ouderen en meerderen. Aanvaard dan uw taak met moed en vertrouwen. Een welgemeenden hartelijken wederzijdschen handdruk van bevestiger en bevestigde was het slot dezer plechtigheid. 

Gezinsleven
Op 24 juni 1931 trouwde Isaäc Waaker in Amsterdam met Elisabeth Drukker. Ze was één van de vier dochters van Isaäc Drukker en Sara Duque. Haar ouders hadden de zorg voor het Portugees-Joodse Jongensweeshuis aan de Plantage Middenlaan 80 in Amsterdam. Elisabeth Drukker vestigde zich in juni 1931 te Elburg. Het echtpaar Waaker kreeg op 17 juli 1932 een zoon Mozes Isaäc. Hij werd op zondag 20 Tammoez 5692 (24 juli 1932) in de Elburger synagoge besneden door Baroech Nihom.


Maatschappelijk leven
Isaäc Waaker was een stimulerende, enthousiaste persoonlijkheid. In januari 1932 nam hij zitting in het plaatselijke Crisiscomité, bedoeld om de gevolgen van de economische malaise te bestrijden. Samen met ds. Krüger en ds. Den Oudsten vormde de rabbijn het dagelijks bestuur van dit comité. Isaäc Waaker leverde in 1933 een bijdrage aan het gedenkboek Elburg 1233-1933 van dr. H.J. Olthuis. Hij schreef het gedeelte over de Joodsche Gemeente te Elburg.

Mikwe
Het gezin Waaker woonde in het pand Beekstraat 7. In dit huis was ook een mikwe, een ritueel reinigingsbad waar de Joodse vrouwen hun onreinheid konden afwassen. In het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 27 september 1973 (1 Tisjri 5734) stond over dit mikwe het volgende vermeld: (…) Op de Monumentenlijst had ook het mikwe van Elburg kunnen staan. Tot betrekkelijk ver na de oorlog was het religieuze bad nog intact. Het was gevestigd aan de Beekstraat 7, in het huis waar het Joodse schooltje was en waar de voorganger van de gemeente woonde. Het mikwe is uit het huis gesloopt. Wel is nog het afvoerpijpje te zien boven het wateroppervlak van de beek, het kanaaltje dat dwars door het stadje loopt. Een doelloos pijpje. Sommige Elburgers vinden het mogelijk excentriek. (…) 


Harlingen en Assen
Per 1 februari 1934 werd Isaäc Waaker benoemd tot leraar bij de Israëlitische Gemeente te Harlingen. Op 5 februari 1934 vertrok het gezin Waaker uit Elburg naar het hoge noorden. Daar werd op 9 april 1936 hun tweede zoon Leo Ferdinand Waaker geboren. In de jaren 1938-1942 woonde het gezin Waaker aan de Paul Krugerstraat 64 te Assen. In januari 1938 was Isaac Waaker benoemd tot tweede voorzanger en sjouchet (ambtenaar belast met het slachten van voor ritueel gebruik bestemd vee en gevogelte) bij de Joodse Gemeente te Assen. Toen de Joodse kinderen in 1941 gedwongen werden naar een Joodse school te gaan, werd in Assen een Joodse lagere school opgericht. Isaäc Waaker werd daar op 16 september 1941 godsdienstonderwijzer.

Deportatie naar Auschwitz
Het gezin Waaker werd op maandag 2 november 1942 gedeporteerd naar Auschwitz. De trein telde 24 wagons waarin zich 954 Joden bevonden. Daaronder 185 kinderen. Op donderdag 5 november arriveerde de trein in Auschwitz. Vrijwel direct na aankomst werden Elisabeth Waaker-Drukker met haar 10-jarige zoon Mozes Isaäc en 6-jarige zoon Leo Ferdinand vergast. Isaac Waaker was ongeveer 80 kilometer voor Auschwitz, in Cosel, uit de treinwagon gehaald. Samen met de mannen tussen de 15 en 50 jaar werden ze gedwongen om uit te stappen. Sommige mannen werden zelfs naar buiten geknuppeld.

In totaal selecteerde men uit verschillende transporten ongeveer 3500 gezonde mannen (waaronder ongeveer 200 Joden uit Nederland) uit verschillende landen die als dwangarbeider tewerkgesteld werden bij diverse grote projecten, zoals de aanleg van een snelweg tussen Breslau en Krakau, en de bouw van een enorme fabriek voor de productie van synthetische brandstof in Blechhammer. Veel van de arbeiders kwamen om het leven of werden alsnog naar Auschwitz overgebracht. Van de Cosel-groep hebben in totaal 180 de oorlog overleefd. Op 31 maart 1944 kwam ook een einde aan het leven van rabbijn Isaäc Waaker. Hij werd in Auschwitz vergast op de leeftijd van 36 jaar.

   

CRISISREDE
Op zondag 29 november 1931 hield rabbijn Waaker tijdens een extra godsdienstoefening ten behoeve van de crisis een rede in de kerk te Elburg. De tekst van deze toespraak stond afgedrukt in het Nieuws- en advertentieblad voor Elburg en omstreken op 2 december 1931. De letterlijke tekst luidt: Jacob vreesde en het benauwde hem en hij verdeelde zijn volk, zijn klein- en rundvee in twee legers 1). Na jaren zwoegen en harde arbeid komt Jacob terug met een aan zijn zorg toevertrouwd leger en groot gezin. En nu staat het op het punt zijn broer te ontmoeten, de broer die hem eens den dood toegezworen had. En bedriegen de voortekenen zich niet, dan zal het geen aangename ontmoeting worden. Zie, zoo zeiden de boodschappers, hij komt u tegemoet en 400 soldaten heeft hij bij zich 2). Jacob vreesde voor zijn broer en het benauwde hem, namelijk dat hij vrouwen en kinderen zonder verzorging zou moeten achterlaten. Bezien we de maatregelen welke hij nam, dan kunnen we opmerken dat hij de drie volgende schikkingen trof.

 Hij zonderde een gedeelte van zijn vee af. Hij verdeelde zijn leger en maakte een gedeelte strijdbaar. Hij bad tot God. Hij beroept zich op de belofte van den Alomtegenwoordige, Die hem toch beloofd had te beschermen en bij te staan, te doen gelukken zijn avontuurlijke tocht 3). Maar waarom verzamelt hij een leger en maakt zich weerbaar als God toch helpt. Was zijn vertrouwen dan niet sterk genoeg? Een antwoord hierop zal ik U dra geven. Jacob heeft zijn gehele leven gevochten. Hij, de eenvoudige, de bewoner van tenten, moest strijden tegen list en geweld, tegen Laban en Ezau. Sindsdien zijn de tijden weinig veranderd. Eeuwenlang moest Israël strijden en zal het moeten vechten tegen een menigte van Labans en Ezaus, tot eens de dageraad van de verbroedering zal aanbreken. Tot dat Elia’s bazuin zal schallen en de banier der vrijheid zal wapperen.

Ook op het oogenblik beleven we allen een zware tijd. Een moeilijke tijd voor velen van honger en malaise, gebrek aan werk voor nijvere handen, gepaard gaande met een onverschilligheid en verloochening van ieders moraal, een schrikbarende verwildering, roof, moord en ontrouw. En steeds wordt het uitzicht donkerder. Ik vraag U, waar moet dat heen? Geachten. Denken we aan Jacob, de strijder, en laat ons zie welke maatregelen hij aanwendde en het gevaar keerde. Hij zonderde af, bereidde zich ten strijde en bad tot God. Bij velen reeds is er sprake van versobering. Een vermindering der inkomsten moet een vermindering der uitgaven tot gevolg hebben. Vooral in de groote plaatsen wordt veel en stille armoede geleden en de vermakelijkheid heeft schijnbaar niet veel schade van de malaise.

 Niet wil ik de mensch eenige ontspanning ontzeggen, maar te leven voor vermaak en lekker eten is in strijd met onze moraal. Want niet voor het brood alleen leeft de mensch 4). Waar voor dan wel? Om in acht te nemen Gods woord en voornamelijk dus de tegenstelling van ’t bedoelde vers. De wetten van de tiende. Wanneer Uw koren Uw schuren inrijdt, eerst een gedeelte voor God. Precies staat opgegeven wat Jacob afzonderde, om U te leeren dat hij hier zijn belofte van afzondering der tienden nakwam. Toen hij die bepaald had kreeg hij zijn vertrouwen weer terug. Wanneer wij allen een tiende van ons vermogen aan liefdadigheid zouden besteden, zou de wereld gered zijn.

Reeds heeft zich in den lande een comité gevormd om nood te lenigen en hulp te verleenen. Ook als zij op U een beroep doet, toon U dan niet afzijdig. Geef, als ge missen kunt. De Talmud leert: als ge 100 gulden bezit en er tien van aan liefdadigheid besteedt, wat houdt ge dan over? Tien gulden, zo luidt het antwoord. De rest gaat weg aan genot en gemak. De tien gulden wordt in de hemel opgeteekend. De rente geniet ge op deze wereld. De hoofdsom blijft voor U op de toekomstige wereld. Ten strijde. Wanneer de wereld in nood is, wanneer de menschdom in gevaar is, en levens op ’t spel staan, dan mag men niet werkloos blijven. De handen uit de mouwen, aanpakken en strijden, dan zal God wel bijstaan en redden.

Maar nog een ander gevaar bedreigt ons en wel ons Joden in ’t bijzonder. Ziet eens naar Duitschland, daar vormt zich een kliek, een hetze, welke er op uit is eigen schuld te loochenen en die te werpen op Joden. Steeds laf en gemeen tracht men op onwettige wijze den Jood afbreuk te doen en in ’t ongeluk te storten. Maar Joden, let op uw saeck. Laat U niet intimideren door woorden en vuige laster. Sla iedere beschuldiging af en verweer U. Durf Uw vijand in de oogen te zien. Denk aan Jacob, hoe hij een goddelijk persoon overwon. Denk aan Juda, de Makkabeeër. Gedenk hun heldendaden, hun opoffering ter wille van de Godsdienst. Jacob bad. Laten we niet vergeten de kracht van het gebed. Bidden in nood, als redding versaagt. God, wij in de diepten roepen tot U 5). Uit het dal sla ik mijn oogen op, naar de hemelhooge bergen. O, van waar komt toch de hulp? 6).

De hulp komt van God, maker van hemel en aarde. Hij laat niet toe dat Uw voet wankele. Uw Hoeder slaapt en sluimert niet. Zie, Hij sluimert en slaapt niet, de hoeder Israëls. De Eeuwige is Uw behoeder, Uw schaduw aan uw rechter zijde. ’s Daags zal de zon U niet deren en de maan niet bij nacht. De Eeuwige behoede U voor alle kwaad. Hij behoede Uw ziel. De Eeuwige behoede Uw uitgaan en binnenkomen van nu tot in Eeuwigheid.

1). Genesis 32:8
2). Idem 32:7
3). Idem 28:15
4). Deut. 8:3
5). Ps. 130:1
6). Ps. 121