Dini van de Wetering-Balk (1933)

Dini van de Wetering-Balk woont al vele jaren in Harderwijk, maar Elburg heeft altijd een speciale plek in haar hart gehouden. Op 5 juni 2024 haalde Dini in haar woning aan het Koggepad (met prachtig uitzicht op het Wolderwijd) herinneringen op aan de Tweede Wereldoorlog. Berendina Johanna (roepnaam Dini) Balk werd op 31 december 1933 geboren aan de Havenkade. Ze was de enigste dochter van Daniël (Daan) Balk en Magdalena (Lena) Balk-Zoet. Haar ouders waren op 28 augustus 1930 in Elburg getrouwd. In het gezin van Daan en Lena Balk werd op 28 juli 1931 oudste zoon Cornelis (Kees) geboren. Op 5 mei 1939 werd Albertus Johannes (Bart) Balk geboren. Het gezin Balk werd tenslotte op 1 maart 1943 verblijd met de geboorte van een derde zoon, Hendrik Roelof (Henk). De familie Balk woonde aan de Havenkade, bijna aan het einde. Tegenover de woning bevond zich de oude scheepswerf, waar de familie Balk lange tijd de scepter zwaaide. Naast het gezin Balk, op het einde van de huizenrij aan de Havenkade, woonde grootvader Cornelis Balk (1863-1945). Zijn vrouw Maria Balk-Zoet stierf op 29 maart 1933. Toen de oorlog op 10 mei 1940 uitbrak, was Dini Balk zes jaar oud. Veel herinneringen heeft ze niet aan die dag. Maar naarmate de oorlog duurde, maakten de gebeurtenissen van de oorlog steeds meer indruk op haar. Tijdens het vraaggesprek zette Dini alles nog eens op een rijtje. Ter voorbereiding op het gesprek had Dini alvast een paar dingen (als geheugensteuntje) opgeschreven.

            
Ik zag als meisje de oorlog niet aankomen. Daar was ik nog te jong voor. Maar mijn ouders zullen het wel vast en zeker hebben zien aankomen. Ik herinner me nog dat tante Aaltje, de vrouw van ome Jacob Balk, een tijdje bij ons in huis was met haar kinderen Cees en Wim. Ome Jacob zat in die dagen bij de Luchtbescherming op de toren van de Sint-Nicolaaskerk. Na de capitulatie ging het leven gewoon weer door. De oorlog was niet zo merkbaar aanwezig en we gingen gewoon weer naar school. Bij het restaurant van Koen de Vries, even verderop aan de Havenkade, waren Duitsers ingekwartierd. Maar daar hadden we totaal geen last van. Een van deze soldaten streek mij regelmatig over het hoofd. Mijn moeder vond dat niet zo prettig. Op een keer ging ze hem dat vertellen, maar toen zei die Duitse soldaat dat hij zelf een dochtertje van die leeftijd had. Toen mijn moeder later bij bekenden zei dat er ook goede Duitsers waren, werd haar dat door deze mensen niet in dank afgenomen. Hoe kon mijn moeder dat nu zeggen? De Duitse soldaten bij Koen de Vries deden dienst als wachtpost bij het Zonnebad. Ze hebben volgens mij nooit echt verkeerde dingen gedaan.

In de beginjaren van de oorlog deed zich een heftige vechtpartij voor op de Vischmarkt. Mijn broer Kees en ik hebben die escalatie gezien. Het maakte veel indruk op ons. Maar op dat moment begrepen we niet wat er precies gebeurde. Later heb ik begrepen dat er enkele Elburgers zijn opgepakt en zelfs een tijdje in de gevangenis hebben gezeten. We wisten ook dat er onderduikers in Elburg waren, zoals bij de familie Van Leijen en bij Nicolaas en Murkje Westerink-Jaarsma. Maar van de details wisten we weinig. Bekend was dat mannen zoals meester Vercouteren, Henk Hulst en Stevens bij het verzet actief waren. Kees en ik hebben gezien dat de Joodse broers Beem werden opgehaald uit hun huisje in de Bloemstraat. Dat was in de buurt bij onze grootouders Zoet in de Bloemstraat. Een van de broers wilde niet in de auto plaats nemen en verzette zich. We hebben ze helaas nooit meer teruggezien. Ook herinner ik mij dat Leo Spek niet meer thuis kwam. Hij was bevriend met mijn vader. En de dood van Alie ter Velde, bij het landgoed Old Putten, kan ik mij ook nog herinneren. 

Vader heeft met zijn werkzaamheden niet zo veel last gehad van de Duitsers. Hij kon gewoon zijn werk blijven doen. Als hij hout nodig had, pakte hij dat soms gewoon bij de Duitsers weg. Onder de werkbank had hij een plek gemaakt waar hij zich eventueel kon verstoppen. We hebben nooit gebrek gehad aan voedsel, hoewel alles wel op de bon was. Ik heb regelmatig karnemelk gehaald bij de familie Busweiler in de Vrijheid en op de boerderij van de familie Beijeman in Oostendorp. Op een keer kwam er een Engelse jager over. Die schoten vaak op mensen waarvan ze dachten dat het Duitsers waren. Die ene keer ben ik snel naar de familie Zoet van de molen gevlucht. Op 18 september 1944 en de dagen erna hebben we spannende momenten beleefd. De Duitsers wilden de Elburger vloot vorderen, maar de vissers werkten daar niet aan mee. Ze dreigden vervolgens Elburg en de haven plat te gooien. Vader en Marinus Zoet vertrokken als een van de laatsten. Mijn vader is toen een tijdje bij een boer in Oldebroek geweest. Daar hielp hij zelfs met het hooien. Wij zijn toen een poosje bij de familie Beijeman in Oostendorp geweest. We lagen zelfs met de schoenen aan in bed, voor het geval we snel weg moesten. Toen de kust weer veilig was, zijn we naar huis teruggekeerd.

Bij de hoek van de helling werd nog wel eens een lijk op de kade aangebracht. De vissers hadden soms een lichaam van een neergeschoten piloot in de kuil. Ik heb daar wel eens wat van gezien. Dat was de reden dat ik van mijn moeder de instructie kreeg om vanuit school niet langs de Havenkade te lopen, maar achterlangs over het Havendijkje naar huis te gaan. Van de Hongerwinter van 1944-1945 kan ik me ook nog wel het een en ander herinneren. We namen als kinderen soms mensen van de Nieuweweg (Zuiderzeestraatweg) mee naar huis. Moeder kookte dan een pan met eten voor deze mensen, maar soms werd het teveel. In diezelfde tijd hadden wij thuis evacuees uit Oosterbeek. Dat was de familie De Vries, ome Harrie met zijn vrouw tante Riek en hun twee dochters. Deze mensen kwamen beiden uit een weeshuis en hadden elkaar daar leren kennen. Ze waren zo blij dat ze samen een gezin hadden kunnen stichten. Na verloop van tijd is Harrie de Vries een keer gaan kijken naar zijn huis in Oosterbeek. Er was van het huis niet veel meer over. Hij kwam bij ons terug met slechts een viool en een popje van de meisjes. Na de oorlog is het contact met de familie De Vries nog heel lang in stand gehouden.

Vader was in die tijd blokhoofd en ging de huizen bij langs om te regelen dat de evacuees onderdak konden krijgen. Er waren vanaf oktober 1944 heel veel evacuees in Elburg en die moesten allemaal verdeeld worden bij de mensen. Ons kleine huis was met de komst van de familie De Vries vol met mensen, maar dat kon toen allemaal. Tegenwoordig heeft ieder kind een eigen slaapkamer, maar dat was toen wel anders. We sliepen op dat moment deels op de grond. Van de bevrijding van Elburg en de komst van de Canadezen heb ik niet veel meegekregen. We hebben het allemaal een beetje op afstand gezien. Toen we op 5 mei 1945 officieel vrij waren, hebben we wel feest gevierd. Mijn broer Bart vierde die dag zijn zesde verjaardag. Zoiets vergeet je nooit. Tijdens de bevrijdingsfeesten deden we mee aan de vele spelletje. De stad was versierd met erepoorten en dampers (dennengroen). Bij de Stadswaag aan de Havenkade (Van Gend en Loos) waren na de oorlog Canadezen ingekwartierd. De meiden gingen er graag naar toe en kregen sigaretten en kauwgum van de soldaten. Mijn broer Kees was zelfs bevriend met een Canadese soldaat die in de school aan de Bas Backerlaan was ingekwartierd. Hij heette Collins. Ik heb nog steeds een fotootje van hem.

       
Vader kwam uit een gezin met twee broers en een zuster. Broer Hendrik Roelof Balk (1892-1967) was in zijn jonge jaren werkzaam op de scheepswerf, maar toen mijn vader op de werf kwam en wat ouder werd, konden er geen drie gezinnen van de werf bestaan. Ome Hendrik is toen (in 1927) naar Nieuwendam vertrokken om op de werf van Verschuere te gaan werken. Broer Jacob Balk (1902-1976) is al op jonge leeftijd notarisklerk geworden. Zus Hendrikje (Riek) Balk (1885-1975) was de oudste van het gezin. Ze werd tante Riek genoemd. Ze had in haar jonge jaren verkering gehad met een jongen uit Oosterwolde, maar dat wilde opa Balk niet. Ze is vervolgens naar Den Haag vertrokken en is daar dienstbode geweest. In Den Haag heeft ze Hendricus Johannes (Henk) Tigges leren kennen. Ome Henk was vrachtlader bij het spoor. Tante Riek was zo anti-Duits dat ze in de oorlog in haar woning in Den Haag voor het raam een beker met de beeltenis van Koningin Wilhelmina en een boeket met (oranje) goudsbloemen had staan. Dat was haar vorm van verzet. 

Vanuit Harderwijk probeert Dini de ontwikkelingen in Elburg nog steeds zo goed mogelijk te volgen. Haar man Leo (1931-2009), opgegroeid in een vissersgezin bij het sluisje aan de Havenkade, had er aanvankelijk moeite mee om de visserij te moeten verlaten, maar hij heeft uiteindelijk in latere jaren toch een mooi leven opgebouwd. Toch bleven het water en Elburg altijd trekken. De herinneringen aan Elburg zijn nooit vervaagd. De oorlog heeft in Dini’s jonge jaren zeker impact gehad op haar leven. Maar omdat ze toen nog zo jong was, heeft Dini niet alles tot in detail bewust beleefd. Maar wat ze zich wel kon herinneren, heeft ze deze middag zoveel mogelijk proberen te vertellen.

Harderwijk, 5 juni 2024