Tijdens de oorlogsjaren woonde de familie Van Norel in een klein boerderijtje aan de Zuiderzeestraatweg 7 in Doornspijk. Het gezin van Dirk van Norel (1895-1978) en Jentje van Engelen (1901-1981) bestond uit tien kinderen: Jentje, Jan, Willem, Gerritje (Gerrie), Geertje, Jacobje (Coba), Dirk, Eibertje (Eipie), Eibert en Aaltje (Alie). Dirk van Norel was een zoon van Willem van Norel (1864-1953) en Jentje van de Brake (1871-1953). Hun boerderij stond in de buurtschap Lage Bijssel. Van het gezin van Dirk en Jentje van Norel leven er in 2023 nog drie kinderen. De oudste van deze drie, Coba Ruijs-van Norel, heeft nog veel herinneringen aan de oorlog. Toen de oorlog uitbrak was ze zes jaar oud. Op 17 april 2023 was Coba bereid om over haar jonge jaren te vertellen.
Gezin Van Norel
Coba werd geboren op 6 oktober 1933 in Doornspijk. Haar ouders bewoonden een klein boerderijtje aan de Zuiderzeestraatweg bij het kerkhof. Het eerste kind, Jentje, werd in 1924 aan de Vreeweg in Nunspeet geboren. De andere negen kinderen kwamen in Doornspijk ter wereld. Het boerderijtje was oorspronkelijk eigendom van de familie Van de Brake. In 1925 gingen Dirk van Norel en zijn vrouw Jentje van Engelen in het boerderijtje aan de Zuiderzeestraatweg 7 wonen. Gemiddeld waren er op de boerderij 7 á 8 koeien, wat jongvee, een paard en enkele varkens. Aan de overkant van de Zuiderzeestraatweg lagen enkele percelen land, maar ook in Lage Bijssel en aan de Broekdijk had Dirk van Norel land in gebruik.
Oorlogsomstandigheden
In de eerste oorlogsdagen trok Duits paardenvolk Doornspijk binnen. Een aantal van deze groep Duitsers sliep (gedwongen) bij de familie Van Norel op de deel. Ze waren vriendelijk en deelden karamelsnoepjes aan de kinderen uit. Maar naarmate de tijd vorderde werd de oorlog steeds voelbaarder. Er kwam schaarste en veel producten gingen op de bon. In het gezin van Dirk van Norel was echter geen gebrek aan voedsel. De melk werd voor een deel gekarnd en tot boter gemaakt. En er werd regelmatig karnemelkse pap met roggenbrood gegeten. Dirk van Norel dorstte de rogge op de deel met stokken. Zijn zoon Jan hielp hem daarbij regelmatig. De rogge werd naar molenaar Van Loo in Elburg gebracht en tot meel vermalen. Het meel werd afgeleverd bij bakker Frederik Hooghordel en later bij bakker Cor Docter. Enkele keren werd er bij de familie Van Norel op de deel een varken (illegaal) geslacht. Dat werd uitgevoerd door slager Van Zalk uit Doornspijk.
Gezinsuitbreiding
Het gezin Van Norel werd op 1 juli 1942 verblijd met de geboorte van een tweeling: Eibert en Alie. Oudste dochter Jentje, die toen 17 jaar was en bij dominee Lensink werkte, kwam weer thuis om haar moeder bij de verzorging van de baby’s te helpen. Op de boerderij werd geslapen in drie bedsteden en enkele ledikanten.
Evacués en trekkers
Vanaf eind september 1944 kwamen er vele evacués uit Arnhem naar de Veluwe. Ook in Doornspijk werden veel evacués ondergebracht. De familie Van Norel kreeg de familie Spitman uit Oosterbeek in huis. Ze brachten een tweeling mee. Zodoende stonden er op de heerd van de familie Van Norel eind 1944 twee boxen met twee tweelingen. In de koude winter van 1944-1945 kwamen er veel hongertrekkers over de Zuiderzeestraatweg. Ze vroegen bij boerderijen om eten en overnachting. Ook bij de familie Van Norel kwamen ze vrijwel dagelijks vragen om overnachting. Moeder Jentje van Norel-van Engelen gaf deze mensen te eten en wees ze een slaapplek aan. Vaak hadden deze mensen een oude fiets, een kinderwagen of een bakfiets bij zich. De volgende dag trokken ze meestal verder richting de IJsselbrug om vervolgens richting Friesland of Groningen te lopen. Op enig moment kwam er een zieke vrouw bij de familie Van Norel. Ze bleek difterie te hebben. Met paard en wagen is ze vervolgens naar het noodziekenhuis in Elburg overgebracht.
Beschietingen
Hoewel de oorlog in Doornspijk naar omstandigheden meeviel, waren er vooral vanaf 1943 angstige momenten door beschietingen tussen geallieerde vliegtuigen en Duitse jagers. En vrijwel iedere nacht was het geluid van de geallieerde bommenwerpers hoorbaar. Daarnaast was er onzekerheid over het verloop van de oorlog. Er waren nauwelijks radio’s en het weinige nieuws kwam binnen via horen zeggen. Aan de overkant van de Zuiderzeestraatweg was een beschutting in de vorm van een gat gemaakt met zand en plaggen. En aan de kant van de weg in Het Goor waren schuilgaten gegraven, waar de mensen bij gevaar in konden kruipen.
Gevaar
Als er gevaar dreigde verstopten Jan en Willem van Norel zich in het hooi op zolder. Vanaf de zomer van 1943 moesten jonge mannen zich melden voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Een keer hebben de broers Van Norel zich verstopt bij bakker Johan van Hell, die woonachtig was aan de Schiksweg. De broers Van Norel gingen dan via de bekende paadjes binnendoor. Daar was het op dat moment veiliger.
School
Naar school gaan werd in het laatste oorlogsjaar ook steeds lastiger. De gereformeerde lagere school was gevorderd, waardoor de lessen achter de gereformeerde kerk in de consistoriekamer werden gegeven. Door ruimtegebrek gingen de kinderen om de dag naar school.
Bevrijding
De bevrijding voor Doornspijk kwam op 19 april 1945. De Tommies en de Canadezen reden met hun voertuigen door Doornspijk en deelden chocolade en wittebrood met jam uit. Ze kwamen uit Elburg en reden door in de richting van Nunspeet. De Doornspijker bevolking juichte de bevrijders toe.
Nederlands-Indië
Na de oorlog kreeg de familie Van Norel opnieuw te maken met spanningen. De zoons Jan en Willem moesten in respectievelijk 1947 en 1948 als dienstplichtige militairen naar Nederlands-Indië. Het kostte vooral Willem van Norel grote moeite om te vertrekken. Hij had inmiddels verkering met Johanna de Groot en had geen trek in een vertrek naar Indië. De broers Van Norel zouden uiteindelijk ruim tweeënhalf jaar in de Oost verblijven. Via briefwisselingen bleef het contact, maar daarmee werden de spanningen niet weggenomen. Jan van Norel was soldaat 1e klas en deed dienst als grenadier,. Hij vertrok in 1947 met het troepentransportschip Kota Baroe vanuit Rotterdam naar Ambon. Aan boord van dit schip waren ook Henk van ’t Hul uit Oldebroek en Jan Drost uit Nunspeet. De jongens waren gelegerd Tjepo op Java. Ze waren ondergebracht bij de Garde Grenadiers. Hun veldpost was gestationeerd in Semaran. De kerkenraad van de Hervormde kerk van Doornspijk stuurde alle bekende militairen regelmatig een (stichtelijk)boekje toestuurden. Jan van Norel heeft in die tijd vermoedelijk oog-in-oog gestaan met Soekarno. Deze was eerst leider van het onafhankelijke deel van Indonesië en kwam vervolgens als president aan de macht.
Eind 1949 is Nederlands-Indië geheel onafhankelijk geworden. Na bijna drie jaar kwam Jan van Norel op 2 mei 1950 via de haven van Rotterdam terug in Nederland. Terug in Doornspijk hadden zijn vrienden een mooie boog bij zijn ouderlijke woning gemaakt. En ook de buurtbewoners lieten zich niet onbetuigd. Van de familie Van der Weerd, die aan de overkant van de weg woonde, kreeg Jan van Norel een rijwiel en van de buren kreeg hij een nieuw pak. Daarnaast kreeg Jan veel bloemstukken en diverse cadeaus. Twee dagen later bracht de zangvereniging Soli Deo Gloria Jan van Norel een zanghulde. Willem van Norel was in zijn tijd in Indië kok. Hij verbleef in Semarang op Java en keerde uiteindelijk op 8 juni 1950 terug met het passagiersschip De Waterman. Een dag later arriveerde hij in Doornspijk, waar de buren een ereboog bij het ouderlijk huis hadden geplaatst. In de avonduren bracht de muziekvereniging Juliana (waar Willem vroeger lid van was geweest) een serenade. De belangstelling was groot. Van de aanwezigen ontving Willem vele cadeaus en bloemstukken. In de Elburger Courant van 23 juni 1950 plaatsten de broers Van Norel een bericht, waarin ze iedereen bedankten.
Verhuizing
Dirk van Norel had op de hoek van de Mezenbergerweg en de Oude Molenweg een nieuw huis laten zetten. De boerderij bestond aanvankelijk uit melkkoeien en wat jongvee. Nadat Eibert van Norel gehuwd was en hier bij ging wonen. Eibert heeft het bedrijf voortgezet en breidde de boerderij uit met een grote varkensschuur (mestvarkens). Op deze plek woont nu nog zijn vrouw Batje van Norel-Hollander. Het bedrijf is voortgezet door twee zonen, maar inmiddels gesplitst in een kalvermesterij/loonbedrijf op locatie en aan de Mezenbergerweg in een melkveebedrijf. Het gezin van Dirk van Norel verhuisde in 1955 naar Lage Bijssel. Het oude boerderijtje aan de Zuiderzeestraatweg werd vanaf dat moment bewoond door Jan van Norel en zijn vrouw Gerrigje Holstege. Jan deed het boerenwerk, maar was daarnaast actief als arbeider op de melkfabriek VVM in Nunspeet. Om bij te verdienen verrichtte hij hand- en spandiensten in de buurt. Zo ging hij onder andere de boer op om koeien te scheren. Helaas mocht Jan niet oud worden. Door een ernstige ziekte in 1961 moest hij op de leeftijd van 35 jaar zijn vrouw met vier kinderen achterlaten.
Coba van Norel
Coba van Norel is in haar jonge jaren nog een tijdje naar de huishoudschool in Elburg geweest. Haar wens was om ooit kraamverzorgster te worden. Maar het liep anders. Al op jonge leeftijd vond ze werk bij het gezin van meester Kamphorst in Doornspijk. Evert Kamphorst was vele jaren onderwijzer aan de lagere school in Elburg en in Doornspijk. Hij en zijn vrouw Riek van der Haar kregen vier zoons. Coba van Norel zou uiteindelijk 48 jaar bij de familie Kamphorst blijven. Ze vergroeide met het gezin. In 1960 trouwde Coba van Norel met Gerhardus Ruijs uit Elburg. Gerhardus kwam uit een vissersgezin en woonde met zijn ouders aan de Havenkade. Coba en Gerhardus gingen ook aan de Havenkade wonen. Er werden uiteindelijk geen kinderen geboren. Gerhardus Ruijs stierf op 1 oktober 1974. Terugkijkend op het verleden maakt Coba de balans op: We komen uit een fijn gezin. We hadden het thuis gezellig en we waren vooral tevreden. Hoewel mijn leven niet gemakkelijk is geweest, ben ik dankbaar voor veel dingen. Mijn geloof geeft me daarbij veel steun en vertrouwen. Psalm 145 vers 6 spreekt mij daarbij in het bijzonder aan:
De HEER is recht in al Zijn weg en werk;
Zijn goedheid kent in ’t gans heelal geen perk.
Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht;
Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht;
Dat ongeveinsd, in ’t midden der ellenden,
Zich naar Gods troon met zijn gebeên blijft wenden;
Hij geeft den wens van allen, die Hem vrezen;
Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.