Herinneringen aan de oorlogsjaren in de polder Oosterwolde
Dirk Jan (Dik) Dekker werd op 24 juli 1927 geboren in Elburg. Zijn ouders waren Albert Dekker (8 november 1900 – 11 oktober 1963) en Gerrigje Westerink (21 juni 1902 – 5 juli 1985). Zij woonden in een boerderij aan de Zomerdijk in de polder Oosterwolde halverwege Elburg en het stoomgemaal. Deze boerderij was bij de vissers van Elburg bekent als ‘de boerderij van Van Eps’. Waarschijnlijk werd hij gebruikt als oriëntatiepunt omdat er ook een seinpaal voor hoogwater op de dijk achter het huis stond. Ab Dekker heeft in 1937 op de plaats van de oude boerderij een nieuwe en voor die tijd moderne boerderij laten bouwen. De boerderij had door zijn afgelegen ligging geen elektriciteit, gasaansluiting of stromend water. Ab Dekker had melkvee, was stierhouder, vee-oppasser, rietteler en jager. Een klein, maar zeer gemengd bedrijf. Door de jaren heen bestond het gemiddeld jaarlijks aantal gehouden dieren uit zes melkkoeien, een dekstier, een paar pinken en kalveren en wat schapen. Het leven in de polder was eenvoudig, maar zwaar. De percelen waren klein en voornamelijk in het bezit van kleine boeren uit Doornspijk en Oldebroek. Het bestaan werd er bepaald door de seizoenen. In het voorjaar als het gras volgroeid was werd het gehooid, in de zomer verschenen dan de melkkoeien in de wei en kwamen de boeren tweemaal daags op de fiets of bromfiets naar de polder om ze te melken. In de nazomer en vroege herfst werden de melkkoeien dichter bij huis geweid en kwamen er pinken in de wei. Door de vee-oppasser werden deze dagelijks geteld. Halverwege oktober was al het vee weer naar de boerderij en was de polder leeg. Het werd dan tijd voor de jacht op hazen, eenden en ganzen. In de winter als het riet haar blad verloren had en het water was bevroren, kon het riet worden gemaaid en afgevoerd.
Jonge jaren
Dik Dekker (1927-2022) werd geboren in Elburg in het huis van zijn opoe op de hoek Noorderkerstraat-Ellestraat. Zijn opoe Lubbigje Westerink-Oldeman (de vrouw van Jan de Klikke) dreef daar een kruidenierswinkeltje. Na twee weken in Elburg te hebben gewoond, vertrok Dik met zijn moeder naar de Zomerdijk. Daar werden nog drie kinderen geboren: Lubbigje (Zus) in 1928, Jan in 1934 en Petertje (Pé) in 1940. Dik Dekker bezocht de Christelijke lagere school aan de Bas Backerlaan in Elburg en heeft daar tot september 1941 zeven klassen doorlopen. Gedurende de eerste twee klassen logeerde hij doordeweeks bij zijn opoe, omdat de afstand vanuit huis te groot was om dagelijks alleen naar school te moeten lopen. Hij was na de lagere school graag doorgegaan naar de Ambachtschool om een technisch vak te leren. Zijn interesse in de techniek werd gevoed door zijn vele bezoekjes aan de smederij van Dies Seijbel aan de Ellestraat. Ook het zien van de eerste met een paard getrokken maaibalk (en de onderliggende techniek) maakte een grote indruk. Maar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan de wens een loopbaan in de techniek te beginnen. Daarnaast vond zijn vader dat er genoeg werk op de boerderij te doen was.
Gevolgen van de oorlog
De gevolgen van de Duitse bezetting beïnvloedde ook het leven op de boerderij in de polder. Er werd soms illegaal geslacht. Zo moest op een keer een grote stier naar het Noordeinde worden gebracht om daar te worden geslacht. Om ontdekking te voorkomen werd de stier in het donker en lopend door het water langs de rand van het IJsselmeer weggebracht. Door de uitgestrektheid van de polder en de ver van de verharde weg liggende percelen werd er ook illegaal (niet geregistreerd) vee geweid. De Duitse bezetter was hier blijkbaar achter gekomen en wilde hiertegen optreden. Een politieagent was hiervan op de hoogte en stapte op de fiets naar de Zomerdijk om te waarschuwen. Daarop werd Dik door zijn vader op de fiets naar Herman Bouw, een boer en veehandelaar op De Haere, gestuurd om deze waarschuwing door te geven. De volgende dag kwamen de Duitsers naar de polder, maar het vee was al verdwenen.
Vliegtuigen boven de polder
Een ander spannend hoofdstuk vormden de vliegtuigen boven de polder Oosterwolde. In de omgeving van de eendenkooi was op een keer een vliegtuig neergestort. Dik en zijn neef Dirk Dekker van de Gelderse sluis gingen daar kijken. Het vliegtuig had zich met zijn neus in het weiland geboord en alleen het staartstuk stak nog boven de grond uit. Daarin was het stoffelijk overschot van de staartschutter in zijn stoel achter de mitrailleur nog goed zichtbaar. In de nacht van 22 juni 1944 stortte op een ongeveer 700 meter voor de boerderij een Lancaster bommenwerper neer. Deze crash maakte grote indruk. De avond daarvoor was de 42-ste verjaardag gevierd van zijn moeder. De bommenwerper kwam al brandend aanvliegen vanuit de richting Zwolle, vloog achter de boerderij langs, draaide boven het IJsselmeer, vloog vervolgens weer langs de boerderij en stortte toen neer. De volgende ochtend haalden Duitse soldaten de stoffelijke overschotten van de bemanning en waardevolle delen van het vliegtuig weg. Weer een dag later meldde een arbeider van de gemeente zich met paard en wagen bij de boerderij aan de Zomerdijk met de vraag welke dam hij moest nemen om bij het vliegtuigwrak te komen. Hij moest namelijk de achtergebleven stoffelijke resten ophalen zodat deze ook konden worden begraven. Dik moest van zijn vader mee om de juiste dam te wijzen en moest ook een greep meenemen om te helpen bij het opruimen. Bij het opruimen van de resten werd onder andere een laars gevonden met daarin nog een deel van een onderbeen.
Hongerwinter
In de winter van 1944-1945 gingen vanuit het westen veel mensen op zoek naar voedsel en/of onderdak in Gelderland, Overijssel, Friesland en Groningen. Zij volgden dan de Zuiderzeestraatweg en gingen daarbij vaak ook via de Zomerdijk richting Kampen. Vaak werd er bij de boerderij aangeklopt met het verzoek om te mogen overnachten. Dat werd bij de familie Dekker nooit geweigerd en men kon ook altijd mee-eten. De vrouwen sliepen dan op de hooizolder boven de deel en de mannen overnachtten veelal in de hooiberg. Van twee van deze ‘logés’ zijn nog bedankbrieven bewaard gebleven.
De bevrijding
Vanaf begin april 1945 werd Overijssel vanuit het zuiden richting het noorden bevrijd. Duitse soldaten trokken zich terug vanuit Kampen in de richting van Harderwijk. Ze kwamen over de Zomerdijk met hun legervoertuigen en zelfs met fietsen. Een van die fietsende soldaten bleek zwaar ziek te zijn. De Duitse soldaat lag tegen de hooiberg aan en kon niet meer verder. Hij is enkele dagen op de boerderij verzorgd en daarna opgehaald door de Canadese militaire politie. De Canadezen hadden een kampement ingericht bij de tramremise in Elburg. Daar konden ze rekenen op veel belangstelling van de inwoners van Elburg. Ook Dik Dekker was daar regelmatig te vinden. Op een van die momenten zag hij bij een groepje kaartspelende militairen dat er een in het bezit was van (een inbeslaggenomen) dubbelloops jachtgeweer. Dik heeft het toen voor elkaar gekregen om het wapen te kunnen kopen voor 50 gulden. Dit geld werd geleend bij bevriende boer in de stad. Bij thuiskomst kon hij zijn vader blij maken met een jachtgeweer. Het eigen jachtgeweer was op last van de Duitsers al aan het begin van de oorlog ingeleverd op het gemeentehuis.
Nederlands-Indië
Na de bevrijding van Nederland, op 5 mei 1945, volgde op 15 augustus de bevrijding van Nederlands-Indië. Direct daarna werd door Indonesische vrijheidsstrijders op 17 augustus de Republiek Indonesia uitgeroepen. Nederland wilde haar gezag herstellen door middel van ‘politionele acties’. Hiervoor werden duizenden jonge mannen opgeroepen om hun dienstplicht te vervullen in Nederlands -Indië. Dik Dekker was een van die mannen. Hij moest zich in juli 1947 melden in de kazerne in Assen om als infanterist te worden opgeleid. Na de opleiding vertrok hij op 12 november 1947 met de SS Groote Beer naar Indonesië en meerde daar op 9 december aan in de haven van Tandjong Priok, het huidige Jakarta. Over Indonesië had hij op school geleerd dat het eilandenrijk was. Texel en de Waddeneilanden waren een beetje zijn toenmalige referentiekader. Hoe anders was dit bij aankomst en hoe overweldigend mooi bleek daar de natuur te zijn. In Tandjong Priok werd Dik opgeleid als schipper bij het korps Vaartuigendienst en voer hij met zijn landingsvaartuig langs de kusten van Java en Sumatra. Daar kwam hij een bekende tegen, zijn neef Dirk Dekker van de Gelderse sluis. Die was ook schipper op een landingsvaartuig. Samen werden ze daarna gestationeerd op het Tobameer op Sumatra.Op 27 mei 1950 keerde Dik Dekker met de MS General M.B. Stewart terug in Amsterdam. Aan het einde van de dag werd Dik op de boerderij aan de Zomerdijk feestelijk ontvangen.
Verdere leven
Na zijn terugkeer uit Indonesië ging Dik Dekker aan het werk als hulpmachinist op een melkfabriek in Kampen. Hij leerde bij familie in Eerbeek Aartje Prins uit Utrecht kennen. Zij trouwden op 24 april 1952 en woonden vanaf 1953 in ’t Harde, waar hij in dienst trad bij Defensie. Op zij dertigste jaar behaalde Dik eindelijk het altijd zou vurig gewenste diploma bankwerken en lassen aan de Christelijke Avond-Nijverheidsschool in Elburg. In de kazernes van ’t Harde en Wezep werd Dik verantwoordelijk voor het uitbreiden en onderhouden van de warmtenetwerken. Dik en Aartje Dekker kregen vier kinderen. Ze woonden hun hele huwelijk in ‘t Harde. Aartje Dekker-Prins overleed op 11 december 2009 op 84-jarige leeftijd. Dik Dekker stierf op 5 augustus 2022 op 95-jarige leeftijd.