Bevrijding van Oostendorp

Over de Bevrijding van Oostendorp is nooit veel gepubliceerd. Johannes van Hulsteijn (1909-1974) heeft echter in zijn dagboek de komst van de bevrijders in Oostendorp vrij gedetailleerd beschreven. Van Hulsteijn was gemeentesecretaris van Doornspijk in de periode 1939-1974. Een gedeelte uit zijn dagboek: Donderdagmorgen 9 uur. De ambtenaren kwamen ter secretarie en wij groepten bijeen om nieuws te hooren of te vertellen dat er niet was. De Engelschen waren bij Kampen over de IJssel geweest, maar waren weer terug gegaan. Zij waren weer in Hattem geweest. In Apeldoorn zou nog steeds fel gevochten worden, terwijl een groot deel van de stad zou zijn verwoest. Elektriciteit was er niet meer, dus moest het officiële nieuws via de schaarsche batterijtoestellen worden opgevangen, en ontvingen wij die uit de vierde of vijfde hand. Wij besloten pogingen aan te wenden om een der batterijtoestellen terug te krijgen, die wij in de loop van de oorlog aan de ondergrondsche hadden geleend. Van werken kwam niets in dit intermezzo, dus gingen wij maar weer de weg op.

Naderende bevrijders
Tegen 10 uur werd in de verte een zwaar geluid gehoord. Alle oogen wendden zich oostwaarts vanwaar dit geluid kwam. En wat zagen wij na eenige minuten? We sperden onze oogen open, een tank, een gevechtswagen, wat was het? Met groote vaart kwam het nader, een lange draad stak er boven uit, zware kettingwielen zaten aan de kant. Was het Duitsch, was het Engelsch of Canadeesch? Verderop begonnen de menschen te juichen en wij begrepen, het moesten vrienden zijn, bondgenooten. Ook wij begonnen te zwaaien, de twee middelste vingers uitstekend in de vorm van een V; Vrijheid – Victorie!!! Hoera, hoera. Maar niet een maar twee of drie van deze wagens kwamen op eenige afstand achter elkaar de straatweg afrijden, de loop van een kanon stak dreigend vooruit. Maar voor ons gevoel dreigden deze gevechtswagens niet, integendeel, zij brachten rust en vrijheid.

   
Welkom
De voorste wagen stopte plotseling; een motorrijder welke aan de andere zijde reed, kwam naar ons toe en vroeg: Where are the mofs? De menschen keken elkaar aan, juichten, riepen, brulden, grepen elkaar bij de arm, zwaaiden naar de inzittenden van de gevechtswagen, maar niemand wist waarschijnlijk wat hij deed en de Engelschman of Canadeesch kreeg geen antwoord. Ik werkte mij naar voren en schreeuwde: welcome, welcome! De officier glimlachte en herhaalde zijn vraag. Hij vroeg tevens hoe deze plaats heette. Ik beduidde hem dat er in de omtrek niet anders dan waarschijnlijk losse groepjes Duitsers waren, dat hij hier in Oostendorp was, vlak bij Elburg, en dat tot voorbij Hierden, volgens de mij bekende gegevens geen geregelde Moffentroepen meer aanwezig waren. They all are flighting to Harderwijk. Hij begreep mij en glimlachte weer.

Hij wendde zich tot een van de inzittenden van de gevechtswagen en sprak even met hem. Deze man nam de microfoon vlak voor zijn mond en aan zijn mondbeweging merkte ik dat hij daarin sprak. Het motorgeraas van de wagens en den motor maakte voor mij alles onverstaanbaar, daarbij het gejoel en geroep van de menschen. De marconist zei iets tegen den officier, welke laatste met de arm een zwaaiende beweging maakte, gaf zijn motor vol gas en draaide om. De motoren van de gevechtswagens begonnen nog harder te brullen, draaiden op hun as rond tot groote verbazing van het publiek en waren binnen enkele minuten uit het gezicht verdwenen in de richting van waar zij waren gekomen, namelijk Oldebroek of Epe.

Feestvreugde en verwarring
Een groot aantal menschen rumoerde en deinde op straat. Waar waren zij zoo gauw vandaan gekomen? Enerzijds was men gelukkig eindelijk iets van onze bondgenooten te hebben gemerkt; anderzijds was men eenigszins teleurgesteld dat de gevechtswagens weer zoo gauw verdwenen waren. De vragen kwamen los: wat vroegen zij aan u? Wat zeiden zij? Waar was de Koningin? Wanneer kwamen zij terug? Hoe ver waren zij al? Is Amersfoort al gevallen of Harderwijk? Brengen zij ook voedsel mee? Was Prins Bernhard ook bij hen? Enz. Ieder was opgewonden en men schreeuwde het elkaar toe: het is toch goed dat wij maar gevlagd hebben! Men vertelde elkaar hoe de soldaten er uit zagen, wat voor wagen het geweest was en hoe die dingen zoomaar midden op straat draaiden en keerden.

Vreugdebetoon
Een half uurtje later: weer een groot geraas uit dezelfde richting. Nu geen drie maar wel tien gevechtswagens en lichte tanks kwamen aanbrullen, reden door. De manschappen lachend en zwaaiend over de rand van de tanks. NBS-motoren reden voorop. Ik vloog in huis, want Marie had de eersten slechts gezien toen zij reeds weer vertrokken waren. Wij gedrieën naar buiten, Fransje met een vlag en een oranje sjerp om zijn middel, al zwaaiend en roepend: hoela, hoela. Hij zwaaide tegen iedereen en deed in vreugdebetoon voor niemand onder. Als hij een man of vrouw of kind iets geks zag doen, dan deed hij het onmiddellijk na, al roepend en schreeuwend. Hij wilde net loopen of staan, maar moest op mijn schouders om dan al wippend en zwaaiend en mijn haren uit mijn hoofd trekkend mee te doen in het algemeene jolijt. De Canadezen hadden schik als zij hem zagen en wuifden. Wij gauw fietsen gehaald en achter de tanks aan naar Elburg, waar zij alle stonden in de straaten omringd door de Elburgernaren met vlaggen en oranje. Men zong God save the King en Tippelary en de algemeene feestvreugde was groot.